e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halve zondag halve zondag: në haavë zóndaog (Tongeren) Een "halve zondag", een feestdag zonder mis, bijvoorbeeld Koninginnedag (planken zondag). [N 96C (1989)] III-3-3
halve-centstuk halve cent: ps. omgespeld volgens IPA.  hāf seͅnt (Tongeren) halve-centstuk, een ~ [senske?] [N 21 (1963)] III-3-1
ham, hesp hammetje: hömkë (Tongeren), ë hömkë mèt z؉rm؉s  hömkë (Tongeren), schink: Soort vlees  sjénk (Tongeren), schouder: šoͅu.n (Tongeren), šoͅu̯ər (Tongeren), soort varkensvlees  sjouër (Tongeren), sjòor (Tongeren) bovenste stuk van een ham || ham [Goossens 1b (1960)] || hesp || hesp (onderscheid tussen voorste en achterste) [ZND B2 (1940sq)] || schouder"ham || schouderham III-2-3
hamermolen hamelmolen: hǭ.mǝl[molen] (Tongeren) In het algemeen elektrisch aangedreven molen om graan e.d. fijn te slaan. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [Jan 249; Coe 227; Grof 300; N O, 32j; N D, add.] II-3
hand hand: haan (Tongeren), hā.nt (Tongeren), hānd (Tongeren), hānt (Tongeren) [N 10 (1961)]een hand [ZND A1 (1940sq)] III-1-1
handdoek handdoek: handdoek (Tongeren) handdoek III-2-1
handeg [eg]: [eg] (Tongeren) De termen die in dit lemma bijeen zijn gezet, konden worden geduid als benamingen voor de kleine houten eg die door een persoon wordt voortgetrokken bij de bewerking van een klein perceel of de moestuin. Voor zulk werk kon ook één van de velden van een meerdelige eg worden gebruikt. Voor ''eg'' en ''eg'' zie het lemma ''eg''.' [N 15, 4 add.; N J, 10; A 13, 16b; div.] I-2
handelaar commerant (fr.): kòmmërsaant (Tongeren) Noem het (dialect)woord voor: een kleine zelfstandige? [middenstander] [N 102 (1998)] III-3-1
handen (kindernamen) handjes: hēͅntšə (Tongeren), heͅntšə (Tongeren), heͅnəkə (Tongeren), pollen: pol (Tongeren, ... ), polletjes: poləkə (Tongeren), ə poͅləkə (Tongeren) hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)] III-1-1
handen (spotnamen) geboden: gebōjə (Tongeren), klauwen: klaaë (Tongeren), klā (Tongeren), knokels: knjøkəls (Tongeren), pollevijen: poͅləvīs (Tongeren), poten: p (Tongeren), potə (Tongeren), (Tongeren), schoppen: WNT: schoep, Mnl. schoep. Oorspr. gewestelijke vorm naast Schop [mnl. scoppe].  sjoebe (Tongeren), vijf, de -: de vaaf (Tongeren) [N 10 (1961)] III-1-1