e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het paard wennen aan tuig en arbeid aanspannen: ǫi̯nspanǝ (Tongeren), leren: lērǝ (Tongeren) [N 8, 99] I-9
het rondsel lichten uitstoten: ǫwtstō.tǝ (Tongeren) Het rondsel van niet te gebruiken steenkoppels met behulp van een hefboom uit het aswiel lichten. [Coe 93; Grof 114] II-3
het ruggemerg doorsnijden of -steken ruggemerg doorsteken: røgǝmɛrx dørstęjkǝ (Tongeren) Het ruggemerg doorsnijden of -steken, opdat het dier sneller doodgaat. [N 29, 38; N 28, 6; monogr.] II-1
het schuifje krijgen het schuifje krijgen: t sjefke kraaige (Tongeren), t sjəfkə krajgə (Tongeren) Het gebruik om het schuifblad in de biechtstoel te sluiten wanneer de biecht wordt uitgesteld en de biechteling niet geholpen kan worden omdat er redenen zijn om aan het berouw of aan het vervullen van de voldoening te twijfelen [het deurken/vensterken kr [N 96D (1989)] III-3-3
het vlees in stukken snijden in kwartjes snijden: en kartjes snajǝ (Tongeren) Als één der helften van het gekloofde dier verwerkt wordt, snijdt men deze eerst in enkele grote, wat handzamer stukken. [N 28, 98; monogr.] II-1
het vlees laten besterven laten afsterven: løtǝ ǭfstɛrvǝ (Tongeren) Na het verwijderen der ingewanden e.d. en het schoonmaken laat men het vlees hangen om het te laten afkoelen en opstijven. De volgende dat wordt het verder verwerkt. Enerzijds is dit een eis van de keuringsdienst (eventuele ziektes e.d. zijn dan makkelijker te constateren), anderzijds komt dit besterven volgens velen de smaak van het vlees ten goede. [N 28, 95; monogr.] II-1
het volle bedrag de hele som: ps. omgespeld volgens IPA.  də hēͅl som (Tongeren), de volle pot: ps. omgespeld volgens Frings.  volə pot (Tongeren) volle bedrag, de gehele som, zonder korting [de hele poet, de volle roefel, de hele paaj?] [N 21 (1963)] III-3-1
het vuur aansteken aansteken: ô’nstêkë (Tongeren) aansteken III-2-1
het vuur doven uitdoen: autdun (Tongeren), uitdoven: Hët vürkë laimërt: a\'ni wat tròp góit zal het gau autdòuvë  autdòuvë (Tongeren) de kachel dooven [ZND 31 (1939)] || uitdoven III-2-1
het water tegenhouden ophogen: ophy.gǝ (Tongeren), tegenhouden: tēgǝhāǝ (Tongeren), tēgǝhǫwǝ (Tongeren) Het water tegenhouden met behulp van één of meer sluizen. [Vds 49; Jan 52; Coe 38; Grof 66] II-3