e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hete bliksem stomp: stump (Tongeren) Stamppot van appelen en aardappelen (appelprul, hemel en aarde, hete bleksem, onder en boven de tafel, hoog en laag?) [N 16 (1962)] III-2-3
heten heten: hééjte (Tongeren) heeten III-2-2
heukeling heukeling: hyø.kǝleŋ (Tongeren), hoopje: hø̜pkǝ (Tongeren) Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.] I-3
heukelingen spreiden breken: [breken] (Tongeren), uitereengooien: atrē.ngǫi̯ǝ (Tongeren) Het uiteengooien van de kleinste soort hoopjes, zodat ze verder kunnen drogen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: heukelingen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 105; JG 1a, 1b; A 34, 1; monogr.] I-3
heup heup: huwoͅp (Tongeren), hwoͅip (Tongeren), wuop (Tongeren), i.e. heupen.  huwopə (Tongeren) heup [N 10b (1961)] || lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)] III-1-1
heupjicht geschot: gësjwòit (Tongeren) Ischias: ontsteking van de heupzenuw, heupjicht (ischias, geschot, steek(te), pleurijs, flerecijn). [N 107 (2001)] III-1-2
heuvel, kleine hoogte hoogte: wo⁄n heugtə (Tongeren) wat een hoogte! [ZND 27 (1938)] III-4-4
hiel vers: vas (Tongeren) hoe heet het achterdeel van de voet (fr. talon) [ZND 29 (1938)] III-1-1
hielstuk van een schoen contrefort (fr.): kontrəfo:r (Tongeren), kontərfo:r (Tongeren), Et. Fr. contrefort.  kôotrëfôor, kóntrëfóor (Tongeren), z.o. kôotrëfôor. [sub Addenda]  kóntrëfóór (Tongeren), vers: Et. Kil. verssen, Hgd. Ferse.  vas (Tongeren) contrefort || hiel, hak || hielstuk (van schoen) || hielstuk [konterfort[ [N 24 (1964)] III-1-3
hiernamaals achter dit leven: aater dit lêeve (Tongeren) Het hiernamaals, het namaals, het leven na dit leven. [N 96D (1989)] III-3-3