e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kroos gergel: gɛlgǝr (Tongeren) De met behulp van de kroosschaaf in de binnenwand van het vat aangebrachte groef, waarin later de bodem wordt aangebracht. Zie ook afb. 222. [N E, 34b; monogr.] II-12
kroosschaaf gergel(s)kamp: gɛlgǝrskamb (Tongeren) In het algemeen de schaaf waarmee de kroos in de binnenwand van het vat wordt aangebracht. Er bestaan verschillende uitvoeringen van de kroosschaaf, maar vaak is hij samengesteld uit een houten blok, dat voorzien is van een drietal beiteltjes die naar de binnenwand van het vat gericht zijn, en een cirkelvormig houten plankje. Wanneer de kuiper het houten plankje in een cirkelvormige beweging over de koppen van de duigen voortbeweegt en tegelijkertijd de schaaf tegen de binnenwand van het vat aandrukt, ontstaat enkele centimeters onder de rand een groef, de kroos. Zie ook afb. 221. Soms wordt in de kroosschaaf in plaats van de drie beiteltjes een stuk zaagblad aangebracht; de woordtypen krooszaag, gergelzaag en groefzaag uit respectievelijk Panningen (L 290), Kortessem (Q 74) en Hasselt (Q 2) duiden waarschijnlijk zoɛn aangepaste schaaf aan.' [N E, 34a; A 32, 5; monogr.] II-12
kropgat kot: ku.t (Tongeren), nak: nak (Tongeren) Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h] II-3
kruidje-roer-me-niet kruidje-roer-mich-niet: krêdsjë-rüurt-mich-nï (Tongeren) Kruidje-roer-me-niet (Mimosa pudica L.) III-2-1
kruidnagel groffelsnagel: groͅfəsnōͅgəl (Tongeren) kruidnagel [ZND B2 (1940sq)] III-2-3
kruidwis donderwis: soort kruidwis, een bundeltje kruisen, mn "donderkruid"(donderbaard) en huislook ter bescherming tegen de donderaan de huisdeur gehangen.  dóndërwès (Tongeren), kruidwis: I. (J. Frère, L.V., I, pag. 41-43; Paque, V.V.P., pag. 222-223 s.v. kruidwès), II-.  kraudwès (Tongeren), In onbruik  krawdwès (Tongeren) De bos kruiden die op 15 augustus gewijd werd, de kruidwis [krüdwis, kroetwusj]. [N 96C (1989)] || donderwis || Kruidwis; kruidenbundel op O.-L.-V. Hemelvaart (15 aug.) gemaakt ter bescherming tegen onweer. III-3-2, III-4-3
kruidwis add. donderwis: Ook de "Kraudwès"werd hiertoe gebruikt.  dóndërwès (Tongeren) Bundeltje (boeketje), meestal van sempervivum tectorum (z.o. hausluòk), dat men boven de voordeur bevestigde als bescherming tegen onweer; soms werden ook takjes ervan in het haardvuur of de kachel verbrand gedurende het onweer. III-3-2
kruien varen: vǭrǝn (Tongeren) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13
kruik boebbel: boebbël (Tongeren), kruik: krawk (Tongeren), tuit: tøͅi̯t (Tongeren) aarden kruikje met lange hals om drank koel te bewaren || kruik [ZND 29 (1938)] || kruik, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
kruimel breumel: breumel brood (Tongeren, ... ), brø̄məl (Tongeren), Van ë bróod bó veul breumëlë van ôof vallë wient òk gezàach dat hët breumëlt  breumël (Tongeren), breumeltje: breumelke (Tongeren), greumel: greuməl (Tongeren), meer gebruikt breumël  greumël (Tongeren) kruimel || kruimel brood [ZND 36 (1941)], [ZND B2 (1940sq)] III-2-3