e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omhelzen omhelzen: úmhelzë (Tongeren), rond de nek vliegen: rónd de nák vliegë (Tongeren), vastpakken: vaspákkë (Tongeren) Omhelzen: iem. de armen om de hals slaan (omhelzen, om de hals/nek vallen, lief dujen) [N 108 (2001)] III-1-2
omhooggaan bovenop gaan: de trap opgaan  bwòuvënòp góin (Tongeren), omhooggaan: òmhoog góin (Tongeren), opgaan: òpgóin (Tongeren), opstijgen: ballon, vliegtuig  òpstijgë (Tongeren) Omhooggaan, naar boven gaan (rijzen, (op)stijgen, omhoog gaan) [N 108 (2001)] III-1-2
omhulsel van het teellid koker: kōkǝr (Tongeren), sluis: slau̯s (Tongeren) Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b] I-9
omslag parament: parmǭ (Tongeren) Omslag in het algemeen. Boord of rand, doorgaans van verschillende stof of kleur, of met borduurwerk voorzien, welke aan de hals, de mouwen enz. van kledingstukken bevestigd is en bestemd is om omgeslagen of omgevouwen te worden. [N 62, 34e; MW] II-7
omslag [wld ii.7, p.82] parement (fr.): pármao (Tongeren) Hoe noemt U de omslag? [N 62 (1973)] III-1-3
omslagdoek (alg.) neusdoek: neusdoek (Tongeren), nøzduk (Tongeren), plag: plak (Tongeren), plax (Tongeren, ... ) ouderwetse grote sjaal (voor vrouwen) of omslagdoek || schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)] III-1-3
omslagdoek onder mantel of jak foulard (fr.): fulār (Tongeren), sjaal: šāl (Tongeren) omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)] III-1-3
omslagdoek over mantel of jak plag: plax (Tongeren), sjarp: šarp (Tongeren) omslagdoek die over mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)] III-1-3
omtrek, omvang omtrek: mv.: -kë (zelden gebruikt)  úmtrèk (Tongeren), omvang: úmvànk (Tongeren) omtrek || omvang III-4-4
omweiden hertuieren: hęrtai̯ǝrǝ (Tongeren), hɛrtai̯jǝrǝ (Tongeren) Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.] I-11