e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ophanger lintje: liecheteke (Tongeren), lintja (Tongeren), lits: lïts (Tongeren), litsje: litske (Tongeren), stropje: streupka (Tongeren), ströpke (Tongeren) lintje aan kledingstuk om het op te hangen || Lintje. Hoe heet het lintje of snoer om een jas op te hangen? [ZND 37 (1941)] III-1-3
opleren opleren: opleren (Tongeren) Hoe zegt men / hoe noemt men in Uw dialect: jonge duiven (een paar kilometer van het hok) wegbrengen, om ze te leren [N 93 (1983)] III-3-2
opmaken opmaken: gɛlt opmô.kə (Tongeren), oͅpmōͅkə (Tongeren) geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
opmaken van staart en manen opmaken: ǫpmǭkǝ (Tongeren), vlechten: vlø̜xtǝ (Tongeren) In dit lemma zijn de antwoorden op twee vragen samengebracht: "het opmaken van staart en manen" (N 8, 103a), en "een paardestaart vlechten" (N 8, 103b). De antwoorden op vraag 103a hebben immers vrijwel alleen met het opmaken en vlechten van de staart te maken. [N 8, 103a en 103b] I-9
opper mijt: mai̯.t (Tongeren) De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3
opperhuid vel: et fel (Tongeren), et fɛl (Tongeren), t feͅl (Tongeren) opperhuid [N 10 (1961)] III-1-1
oppoffen poffen: pufǝ (Tongeren) Tot een pof opnemen. [N 62, 29] II-7
oprispen rupselen: r"psele (Tongeren), røpsələ (Tongeren) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2
opscheppen blagueren (< fr.): cf. Fr. "blaguer  blàggièrë (Tongeren), stoefen: stoeffë (Tongeren), ’stufə (Tongeren, ... ) bluffen, pochen || pochen || pochen (zich op iets beroemen) [ZND B1 (1940sq)] III-1-4, III-3-1
opschepper blagueur (fr.): blàggeur (Tongeren), grootshans: gró’tshans (Tongeren), grútshans (Tongeren), hans: hàns (Tongeren), stoefer: stoeffër (Tongeren) bluffer, pochhans || hans (sl. = sleeptoon) || laatdunkende kerel, pochhans || pochhans, opschepper III-1-4