e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vegen, keren keren: kàrë (Tongeren), Ich zàach: vue mó¯ttë nòg hët tràbbat kàrë nau bêssëmë kàrë g؉d  kàrë (Tongeren), meteenkeren: mëtèinkàrë (Tongeren), meteenvegen: mëtèinvêgë (Tongeren) bijeenkeren || bijeenvegen || keren || vegen III-2-1
veiligheidsspeld toespengel: tawspęŋǝl (Tongeren) Speld waarvan de punt in een dopje of haakje sluit, zodat men zich daaraan niet kan prikken en zij niet kan losgaan. [N 62, 50b; MW; monogr.] II-7
vel op melk zaan: zwo̝i̯n (Tongeren) velletje dat op de melk komt bij het koken [ZND B2 (1940sq)] III-2-3
veld, open land veld: veͅlt (Tongeren), vɛ.lt (Tongeren), vɛlt (Tongeren) veld [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
veldduif kets: Et. L. Van de Kerckhove, Captiare in de Znl. dialecten (HCDT, XX, 1946, pag. 99-108) geeft kets veldduif op als ontwikkeld uit Lat. captiare (Fr. chasser).  kêts (Tongeren), veldkets: vêldkêts (Tongeren), veldketser: vêldkêtsër (Tongeren) Duif die altijd op het veld ligt. || Veldduif. || Veldkets (duif). III-3-2
veldkruis kruis: e krajs (Tongeren) Een kruisbeeld in het veld, langs de openbare weg opgericht [veldkruis, devotiekruis?]. [N 96A (1989)] III-3-3
veldleeuwerik, leeuwerik leeuwerik: léewërik (Tongeren), liewerk: lēyweͅrək (Tongeren), léewêr"k (Tongeren), lêwerk (Tongeren) leeuwerik [Willems (1885)] || leeuwerik: veldleeuwerik (17,5 zeer bekend; overal op het open veld, talrijk op trek; prachtige, luide, langdurige zang hoog in de lucht [N 09 (1961)] III-4-1
veldmuis veldmuis: [Microtias arvalis]  vêldmaus (Tongeren) veldmuis III-4-2
veldovensteen veldbrik: vɛlt˱brek (Tongeren  [(baksteen met ietwat ruw oppervlak)]  ) Steen die is gebakken in een veldoven. Zie voor de woordtypen rijnvormsteen (L 315) en klinker (L 316, 320a, 364) de toelichting bij het lemma ɛbaksteenɛ.' [N 30, 53b; monogr.] II-8
veldsla veldsalade: [Valerianella olitoria]  vêldslôod (Tongeren) veldsla I-7