e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

Gevonden: 5750
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broekkettingen achterhaamkettelen: (enk)  ātǝrhāmkętǝl (Tongeren) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broekspijp broekspijp: broekspajp (Tongeren), bruksaipə (Tongeren), brukspəipə (Tongeren) Hoe noemt U de pijp van een broek? [N 62 (1973)] || pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem broekenriem: brukərīm (Tongeren), broekriem: brukrīm (Tongeren), broeksband: broeksbaand (Tongeren), riem: riem (Tongeren), rīēm (Tongeren) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)] || riem III-1-3
broeksriem? riem: rī:m (Tongeren), rīm (Tongeren, ... ) riem [ZND A2 (1940sq)] III-1-3
broekzak achter kontmaal: kontmāl (Tongeren) zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak opzij broekmaal: brukmāl (Tongeren), maal: mo͂ͅl (Tongeren) broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] III-1-3
broer broer: 1a-m; 4, 33; 5, 70a; 11, a1  brūūr (Tongeren), brŭŭr (Tongeren) broeder (familielid) [ZND 01 (1922)] III-2-2
brokkelhoef slechte voeten: slęxtǝ vyt (Tongeren), weke voeten: węi̯kǝ vȳt (Tongeren) Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u] I-9
brompot brompot: ’ne broempot (Tongeren), grommelaar: ’ne groemeleir (Tongeren) Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)] III-3-1
bromtol jaagsdop: [sic]  joͅ:zdup (Tongeren, ... ), muziekdop: vrij jong  myzi:kdup (Tongeren) Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van blik en bontgekleurd is? [Lk 03 (1953)] || Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van hout en door een timmerman was gemaakt? [Lk 03 (1953)] III-3-2