20046 |
eendagsbloem (tradescantia virginiana l.) |
tradescantia:
tràddëskansià (Q162p Tongeren)
|
spinkruid
III-2-1
|
32631 |
eenscharige ploeg, rondgaande ploeg, voetploeg, radploeg, karploeg |
handploeg:
hā.nt[ploeg] (Q162p Tongeren),
kleine ploeg:
klęi̯n [ploeg] (Q162p Tongeren)
|
In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor a) de oude, houten, later ook ijzeren voetploeg, die in plaats van een schaats soms een wieltje had; b) de oude houten, later ook wel ijzeren karploeg waarmee men ofwel naar één kant, dus "rond" moest ploegen ofwel heen en weer kon ploegen, omdat kouter en riester op een naar rechts resp. naar links om te ploegen voor konden worden ingesteld. De oude ploeg kon, zoals de voetploeg in K 315, 353, 359 en Q 27 en de houten karploeg in L 115, ook gewoon "de ploeg" genoemd worden, omdat hij ter plaatse destijds het enige of meest gebruikte type was. Voor zijn opvolger, en met name de wentelploeg, kwam dan meestal een bijzondere term in gebruik. [N 11, 30 + 32c + 32e; N 11A, 67 + 68 + 69 + 75e + 78 + 97 + 114; N J, 10 add.; JG 1a + 1b; N 12, 25 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; A 33 add.; div.; monogr.]
I-1
|
23709 |
eer aan de vader |
glorie zij de vader:
gloori zij de vaader (Q162p Tongeren)
|
Het "Eer aan de Vader..."of "Glorie zij de Vader...". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21568 |
eerder te weinig dan te veel gemeten |
kree gewaagd:
dat es mer krek gewoag (Q162p Tongeren),
kreeg gemeten:
dat es kreech gəmētə (Q162p Tongeren),
dat es mer kreeg gemèta (Q162p Tongeren),
kreeg gewaagd:
das kreeg gewoch (Q162p Tongeren),
kreeg gewogen:
dat es kreech gewoch (Q162p Tongeren),
pegelen:
das ouk mer gepeigeld (Q162p Tongeren)
|
Hoe zegt men als een winkelier eerder te weinig dan te veel meet of weegt? Vertaal: Dat is ... gemeten, gewogen. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18960 |
eerlijk |
eerlijk:
ièlik (Q162p Tongeren),
érlik (Q162p Tongeren)
|
eerlijk
III-1-4
|
22330 |
eerlijk in het spel |
eerlijk:
eerlik (Q162p Tongeren)
|
eerlijk in het spel [reins, greins, eerlijk] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17585 |
eerste baardharen |
dons:
dons (Q162p Tongeren),
melkbaard:
ene milekbaot (Q162p Tongeren),
meləkbōͅt (Q162p Tongeren),
melkbaardje:
meͅləkbø͂ͅtšə (Q162p Tongeren)
|
baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24010 |
eerste communie |
kleine communie (<lat.):
de klein commuune (Q162p Tongeren),
zegt men nu
de klein kòmmune (Q162p Tongeren),
kleine pasen:
zei men vroeger
de klèine pwòiisse (Q162p Tongeren)
|
De eerste H. Communie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22038 |
eerste ei |
eerste ei:
’t 1ste ei (Q162p Tongeren)
|
Hoe heet verder: het eerste ei? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23253 |
eerste luiden voor de mis |
de eerste keer luiden:
t ləd də jùstə keer (Q162p Tongeren),
luiden:
laaje (Q162p Tongeren),
trekken:
de bomp trek (Q162p Tongeren),
voor de eerste keer luiden:
⁄t luidt veur de n jeuste keer (Q162p Tongeren)
|
Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)] || Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de eerste maal hoort? [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|