28758 |
flanel |
keperflanel:
kjɛpǝrflǝnɛl (Q162p Tongeren)
|
Lichte en losse, weinig gevolde wollen of halfwollen stof, met een glad of gekeperd weefsel (Van Dale, pag. 774). Flanel wordt veel gebruikt voor nacht- en sportkleding. [N 62, 89a; N 59, 201; N 62, 75f; N 62, 75b; MW; monogr.]
II-7
|
30800 |
flank |
flank:
fla.ŋk (Q162p Tongeren)
|
Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10]
I-9
|
18648 |
flaphoed |
flambard (fr.):
fla͂bār (Q162p Tongeren),
flőͅbāR (Q162p Tongeren)
|
flaphoed, slappe hoed met brede luifel [flambaar(hoed)] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20838 |
flauw |
verlegen:
van etenswaren, door te lang in de kast te liggen
vërliegë (Q162p Tongeren)
|
smaakloos
III-2-3
|
18010 |
flauwvallen |
flauwvallen:
flau vallë (Q162p Tongeren),
kwalijk vallen:
kwòillëk vallë (Q162p Tongeren),
van zijn eigen gaan:
van z`n èigë góin (Q162p Tongeren),
van zijn klot gaan:
van zënë klòt (Q162p Tongeren),
van zijn klotje vallen:
van zë klùtsjë (Q162p Tongeren),
van zijn sus vallen:
van zënë sus (Q162p Tongeren)
|
Bezwijming: flauwte, onmacht (zwijm(el), onmacht, kwalijk, flauw). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
19288 |
flikflooien |
fletsen:
ook materiaal znd 23, 55
fletse (Q162p Tongeren),
judassen:
ook materiaal znd 23, 55
judasse (Q162p Tongeren)
|
flikflooien [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
flaaim (Q162p Tongeren),
flai.m (Q162p Tongeren),
flaim (Q162p Tongeren)
|
fluim [ZND 23 (1937)], [ZND A2 (1940sq)]
III-1-2
|
18024 |
fluimen uitspuwen |
fluimen:
flaimə (Q162p Tongeren),
flawme (Q162p Tongeren),
flāimə (Q162p Tongeren)
|
spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21345 |
fluisteren |
fezelen:
Van Dale: fiezelen, (gew.) fezelen.
fiezele (Q162p Tongeren),
fiezelen (Q162p Tongeren)
|
fluisteren [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
22994 |
fluit |
fluit:
fluit (Q162p Tongeren),
fluitje:
fletske (Q162p Tongeren)
|
Fluit. [Willems (1885)]
III-3-2
|