e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
flanel keperflanel: kjɛpǝrflǝnɛl (Tongeren) Lichte en losse, weinig gevolde wollen of halfwollen stof, met een glad of gekeperd weefsel (Van Dale, pag. 774). Flanel wordt veel gebruikt voor nacht- en sportkleding. [N 62, 89a; N 59, 201; N 62, 75f; N 62, 75b; MW; monogr.] II-7
flank flank: fla.ŋk (Tongeren) Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10] I-9
flaphoed flambard (fr.): fla͂bār (Tongeren), flőͅbāR (Tongeren) flaphoed, slappe hoed met brede luifel [flambaar(hoed)] [N 25 (1964)] III-1-3
flauw verlegen: van etenswaren, door te lang in de kast te liggen  vërliegë (Tongeren) smaakloos III-2-3
flauwvallen flauwvallen: flau vallë (Tongeren), kwalijk vallen: kwòillëk vallë (Tongeren), van zijn eigen gaan: van z`n èigë góin (Tongeren), van zijn klot gaan: van zënë klòt (Tongeren), van zijn klotje vallen: van zë klùtsjë (Tongeren), van zijn sus vallen: van zënë sus (Tongeren) Bezwijming: flauwte, onmacht (zwijm(el), onmacht, kwalijk, flauw). [N 107 (2001)] III-1-2
flikflooien fletsen: ook materiaal znd 23, 55  fletse (Tongeren), judassen: ook materiaal znd 23, 55  judasse (Tongeren) flikflooien [ZND 01 (1922)] III-1-4
fluim fluim: flaaim (Tongeren), flai.m (Tongeren), flaim (Tongeren) fluim [ZND 23 (1937)], [ZND A2 (1940sq)] III-1-2
fluimen uitspuwen fluimen: flaimə (Tongeren), flawme (Tongeren), flāimə (Tongeren) spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)] III-1-2
fluisteren fezelen: Van Dale: fiezelen, (gew.) fezelen.  fiezele (Tongeren), fiezelen (Tongeren) fluisteren [ZND 30 (1939)] III-3-1
fluit fluit: fluit (Tongeren), fluitje: fletske (Tongeren) Fluit. [Willems (1885)] III-3-2