33064 |
garveband |
band:
bānt (Q162p Tongeren
[(mv bęnt)]
),
zeel:
zē.l (Q162p Tongeren),
zęi̯l (Q162p Tongeren)
|
In dit lemma zijn de opgaven opgenomen voor het algemene woord voor band om de schoof. In de Nijmeegse vragenlijsten is niet naar de band in het algemeen, maar apart naar de onderste band (N 15, 22a) en naar de bovenste band (N 15, 22b) gevraagd; zie de volgende twee lemma''s. Uit de opgaven voor deze twee vragen zijn hier de woorden voor "band" bijeengezet, te zamen met het materiaal uit de andere bronnen. In de volgende lemma''s komen de specifieke benamingen voor de twee banden ter sprake. In bijna alle gevallen in Belgisch Limburg is ook het meervoud van het type band gegeven; het is dan ook toegevoegd in dit lemma. Bij type writsel werd voor Q 196 en 196a toegevoegd: wrong of knoop aan de band van een garve. In kaart 43 zijn de opgaven opgenomen die betrekking hebben op het aantal banden om de rogge (resp. koren-)schoof en om andere schoven. Het materiaal is aangevuld met dat van Goossens 1963, krt. 31. Zie afbeelding 7, a. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit N 15, 22a; A 23, 16; Lu 2, 34.2]
I-4
|
29114 |
gat |
kot:
kǫǝt (Q162p Tongeren)
|
Gat in een kledingstuk. [N 62, 47; MW]
II-7
|
18206 |
gat in een kledingstuk |
kot:
e koet én z’n kous (Q162p Tongeren),
kôet (Q162p Tongeren),
B.v. niks as kütër én zën môol: arm.
kōēt (Q162p Tongeren)
|
een gat in een kous [ZND 23 (1937)] || gat, kuil || Hoe noemt U een gat in kleding? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
25001 |
gat, opening |
gat:
gat (Q162p Tongeren),
kot:
kut (Q162p Tongeren)
|
gat [ZND A2 (1940sq)] || gat (znw enk) [N 26 (1964)]
III-4-4
|
25002 |
gat, opening (mv) |
koter:
kytər (Q162p Tongeren)
|
gaten (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-4
|
19446 |
gazon |
pelouse (fr.):
pëlōēs (Q162p Tongeren),
soms
plōēs (Q162p Tongeren)
|
verzorgd gazon met kwaliteitsgras
III-2-1
|
20742 |
gebakje |
carr-glace:
gebakje
kàréglàssé (Q162p Tongeren),
glac:
Gebakje met schijnbaar geglaceerd (glanzend) oppervlak Fr. glacé
glàssé (Q162p Tongeren),
golzak:
gòl’zàk (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
gozte (wa.):
gebakje
gòzzèt (Q162p Tongeren),
pat-tje:
pātēkə (Q162p Tongeren),
trul:
Tongerse specialiteit
trül (Q162p Tongeren)
|
dun, langwerpig gebakje || flap || Gebakje (buntje, taartje, gatoke?) [N 16 (1962)] || grote"gozet || tompoes
III-2-3
|
20683 |
gebakken aardappelen |
patattenschijfjes:
pətatəšeͅfkəs (Q162p Tongeren)
|
In schijfjes gebakken aardappelen (erpel in de pan, kosjes, petatteschijfkes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23700 |
gebed |
gebed:
e gebed (Q162p Tongeren)
|
Een gebed, [jebed?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23701 |
gebeden |
gebeden:
de gebèèje (Q162p Tongeren)
|
De gebeden meervoud. [N 96B (1989)]
III-3-3
|