17812 |
houden |
houden:
hou.ge (Q162p Tongeren),
hou.xa (Q162p Tongeren),
hoͅugə (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren)
|
houden [ZND A1 (1940sq)] || houden (houwen) [ZND m]
III-1-2
|
21459 |
houden van |
gaarne hebben:
gan heube (Q162p Tongeren),
gaarne zien:
iem gan zin (Q162p Tongeren),
houden van:
hēͅ hylt vøl vḁn voier en moier, van pēr en mēr, van nonk en tānt, van meister en gebūr, van de šraainwerkər (Q162p Tongeren),
van iem. hougâ (Q162p Tongeren),
van iemand houge (Q162p Tongeren)
|
Hij houdt veel van Vader en Moeder, van Pa en Moe, van Oom en Tante, van Meester en Buurman, van den Timmerman [ZND 44 (1946)] || Iemand liefhebben, gaarne zien, v. iem. houden [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
34216 |
houder van slachtvee |
vetter:
vɛtǝr (Q162p Tongeren),
vetweider:
vetwęi̯jǝr (Q162p Tongeren)
|
[N 3A, 77d]
I-11
|
22183 |
houtduif |
franse duif:
fransə dauf (Q162p Tongeren)
|
houtduif (41 grootste en bekendste van het stel; wit aan nek en vleugels; broedt overal in bossen en tegenwoordig ook in dorp en stad; vaak in grote troepen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
32906 |
houten gaffel, schudgaffel |
gaffel:
gafǝl (Q162p Tongeren),
schudgaffel:
šøt˲gafǝl (Q162p Tongeren),
šø̜t˲gafǝl (Q162p Tongeren)
|
Houten gaffel met twee lange en enigszins gebogen tanden en een korte steel, doorgaans uit een gevorkte tak gesneden; gebruikt om het hooi te spreiden en te keren, maar ook voor andere doeleinden zoals het opschudden van de graanhalmen bij het dorsen met de vlegel, of het strooien van strooisel en voeder voor de dieren in de stal. Zie afbeelding 10, a. Hoewel in het algemeen de term riek een stuk gereedschap aanduidt met méér dan twee tanden, heeft het woord oorspronkelijk en nog in sommige dialecten ook wel de betekenis van een tweetandige vork, met name dan de vork waarmee het hooi wordt opgestoken (zie het lemma ''oogstgaffel''); de opgaven in dit lemma zijn alle dubbelopgaven, naast gaffel of vork. Buiten Haspengouw en het gebied rond Lommel duidt de combinatie van een lange klinker en de letter f in de varianten van het type gaffel wel op een contaminatie van gaffel en gavel; ze staan telkens aan het slot van de varianten onder het type gaffel bijeen. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 30; A 28, 6; L 16, 18c; L B2, 243; Lu 6, 6; Av 1, III, 5e; monogr.]
I-3
|
25369 |
houten hamer waarmee men het slachtvee verdooft |
varkenshamel:
vɛrkǝshǭmǝl (Q162p Tongeren)
|
Uit verschillende toelichtingen bij de opgaven valt op te maken dat deze hamer voornamelijk bij de varkensslacht in gebruik is. Op de hamer zit soms een ijzeren pinnetje dat door de schedel van het dier wordt gedreven om zo de hersenen te beschadigen. Niet voor alle woordtypen kan de garantie gegeven worden dat ze een "houten hamer" aanduiden. [N 28, 5a; N 28,10c; monogr.]
II-1
|
19552 |
houten lepel |
houten lepel:
hoͅu̯.tə løͅ.pəl (Q162p Tongeren),
pannenlikker:
panəlekər (Q162p Tongeren),
paplepel:
papløpəl (Q162p Tongeren),
potlepel:
potløpəl (Q162p Tongeren)
|
lepel, houten ~; inventarisatie benamingen (boterspaan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34375 |
houten raamwerk |
haam:
hǭm (Q162p Tongeren),
konnef:
kǫnǝf (Q162p Tongeren)
|
Toestel van stokken vervaardigd dat men sommige dieren b.v. varkens om de hals doet om ze te beletten door hagen te breken. [L 36, 29; monogr.]
I-12
|
18355 |
houten sandaal |
kleppertje:
kleͅpərkəs (Q162p Tongeren)
|
sandaal-achtig voetbekleedsel bestaande uit een houten zool en enkele riempjes over de voet [triep, klepper] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
25356 |
houten schede |
kist:
kis (Q162p Tongeren)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''leren schede''. Een eventuele toevoeging ''houten'' wordt niet fonetisch gedocumenteerd. [N 28, 121a; N 28, 121b; monogr.]
II-1
|