e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

Gevonden: 5750
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
baarmoeder van de kip eierstok: ęi̯ǝrstǫk (Tongeren) Het geheel der geslachtsorganen van een kip. [N 19, 57] I-12
baarmoeder van de koe draagzak: drǭxzak (Tongeren), matrice: mǝtris (Tongeren) [N 3A, 48; A 48A, 47a] I-11
baars baars: bôos (Tongeren, ... ) baars || baars. Wat is de naam van de baars (percfa fluviatilis), een roofvis in onze rivieren, van ongever 30 ? 40 cm lang, met strepen op zijn rug en een sterk ontwikkelde rugvin? [N102 (1998)] III-4-2
baarspel baarspel: Men tracht een bepaald punt op het terrein van de tegenstrever te bereiken zonder door deze aangetikt te worden.  bàarspéel (Tongeren) Overloopspel. III-3-2
babbelaar karamel: krëmêl (Tongeren), snoepje  krëmêl (Tongeren), kërmêl (Tongeren) caramel || hopje III-2-3
baby, zuigeling kindje: kīēntsjə (Tongeren), kĭĕntsjə (Tongeren) Hoe spreekt men in uw dialect over een kindje beneden een jaar [ZND 49 (1958)] III-2-2
badgeiser boiler: bòilër (Tongeren), chaufe-bain (fr.): van bad Fr. chaufe-bain  sjóofbēe (Tongeren), sjóofbêe (Tongeren) geiser || geizer III-2-1
bak bak: bák (Tongeren), clitchètbak: klitšibák (Tongeren) Het gedeelte van de kar, wagen of kruiwagen waarin de lading vervoerd wordt. De bak bestaat uit zijwand, voorwand, achterwand en bodem (zie die lemmata). Er kunnen zo nodig verhoogsels op gezet worden. Het woordtype brak betekende oorspronkelijk "zijwand" en werd als zodanig dikwijls in het meervoud gebruikt. De betekenis van de enkelvoudsvorm ontwikkelde zich metonymisch naar "bak in zijn geheel". De betekenis "draagbalk van de bak" (zie het lemma draagbalken), verwant met "zijwand", komt nog vaak voor, vooral in Nederlands Limburg. De woordtypen slagbak, kipbak, slagkarbak, aardkarbak en clitchètbak duiden een bak aan die kan kippen. [N 17, 22; N 18, 99; N G,, 57; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; monogr] I-13
bak om boter in te kneden boterkom: [boter]kǫmp (Tongeren), botterkuip: [botter]kau̯p (Tongeren), teil: tēl (Tongeren) Kneedbak die schuin werd geplaatst om de melk uit de geknede boter te laten vloeien. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 59 en 61; JG 1a, 1b; A 7, 22; Ge 22, 15, 72 en 73; L 27, 67 en 68; monogr.; N 5A (I] I-11
bakhuis bakhuis: bakǝs (Tongeren) Het bakhuis is een vertrek of, vaak alleenstaand, gebouw waar de bakoven zich bevond. Daarin bakte men vroeger brood en in veel gevallen kookte men daar ook het veevoer. Zie afbeelding 13. [N 5A, 79a; N 5, 109; L 1, a-m; L 12, 8; OB 2, 1; monogr.; add. uit S 50; Gwn 4, 2] I-6