17917 |
omhelzen |
omhelzen:
úmhelzë (Q162p Tongeren),
rond de nek vliegen:
rónd de nák vliegë (Q162p Tongeren),
vastpakken:
vaspákkë (Q162p Tongeren)
|
Omhelzen: iem. de armen om de hals slaan (omhelzen, om de hals/nek vallen, lief dujen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
17850 |
omhooggaan |
bovenop gaan:
de trap opgaan
bwòuvënòp góin (Q162p Tongeren),
omhooggaan:
òmhoog góin (Q162p Tongeren),
opgaan:
òpgóin (Q162p Tongeren),
opstijgen:
ballon, vliegtuig
òpstijgë (Q162p Tongeren)
|
Omhooggaan, naar boven gaan (rijzen, (op)stijgen, omhoog gaan) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
33792 |
omhulsel van het teellid |
koker:
kōkǝr (Q162p Tongeren),
sluis:
slau̯s (Q162p Tongeren)
|
Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b]
I-9
|
29056 |
omslag |
parament:
parmǭ (Q162p Tongeren)
|
Omslag in het algemeen. Boord of rand, doorgaans van verschillende stof of kleur, of met borduurwerk voorzien, welke aan de hals, de mouwen enz. van kledingstukken bevestigd is en bestemd is om omgeslagen of omgevouwen te worden. [N 62, 34e; MW]
II-7
|
18429 |
omslag [wld ii.7, p.82] |
parement (fr.):
pármao (Q162p Tongeren)
|
Hoe noemt U de omslag? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
18188 |
omslagdoek (alg.) |
neusdoek:
neusdoek (Q162p Tongeren),
nøzduk (Q162p Tongeren),
plag:
plak (Q162p Tongeren),
plax (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren)
|
ouderwetse grote sjaal (voor vrouwen) of omslagdoek || schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18708 |
omslagdoek onder mantel of jak |
foulard (fr.):
fulār (Q162p Tongeren),
sjaal:
šāl (Q162p Tongeren)
|
omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18715 |
omslagdoek over mantel of jak |
plag:
plax (Q162p Tongeren),
sjarp:
šarp (Q162p Tongeren)
|
omslagdoek die over mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25013 |
omtrek, omvang |
omtrek:
mv.: -kë (zelden gebruikt)
úmtrèk (Q162p Tongeren),
omvang:
úmvànk (Q162p Tongeren)
|
omtrek || omvang
III-4-4
|
34211 |
omweiden |
hertuieren:
hęrtai̯ǝrǝ (Q162p Tongeren),
hɛrtai̯jǝrǝ (Q162p Tongeren)
|
Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.]
I-11
|