18218 |
ophanger |
lintje:
liecheteke (Q162p Tongeren),
lintja (Q162p Tongeren),
lits:
lïts (Q162p Tongeren),
litsje:
litske (Q162p Tongeren),
stropje:
streupka (Q162p Tongeren),
ströpke (Q162p Tongeren)
|
lintje aan kledingstuk om het op te hangen || Lintje. Hoe heet het lintje of snoer om een jas op te hangen? [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
22016 |
opleren |
opleren:
opleren (Q162p Tongeren)
|
Hoe zegt men / hoe noemt men in Uw dialect: jonge duiven (een paar kilometer van het hok) wegbrengen, om ze te leren [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21275 |
opmaken |
opmaken:
gɛlt opmô.kə (Q162p Tongeren),
oͅpmōͅkə (Q162p Tongeren)
|
geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|
33925 |
opmaken van staart en manen |
opmaken:
ǫpmǭkǝ (Q162p Tongeren),
vlechten:
vlø̜xtǝ (Q162p Tongeren)
|
In dit lemma zijn de antwoorden op twee vragen samengebracht: "het opmaken van staart en manen" (N 8, 103a), en "een paardestaart vlechten" (N 8, 103b). De antwoorden op vraag 103a hebben immers vrijwel alleen met het opmaken en vlechten van de staart te maken. [N 8, 103a en 103b]
I-9
|
32928 |
opper |
mijt:
mai̯.t (Q162p Tongeren)
|
De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.]
I-3
|
17566 |
opperhuid |
vel:
et fel (Q162p Tongeren),
et fɛl (Q162p Tongeren),
t feͅl (Q162p Tongeren)
|
opperhuid [N 10 (1961)]
III-1-1
|
29016 |
oppoffen |
poffen:
pufǝ (Q162p Tongeren)
|
Tot een pof opnemen. [N 62, 29]
II-7
|
18030 |
oprispen |
rupselen:
r"psele (Q162p Tongeren),
røpsələ (Q162p Tongeren)
|
oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19321 |
opscheppen |
blagueren (< fr.):
cf. Fr. "blaguer
blàggièrë (Q162p Tongeren),
stoefen:
stoeffë (Q162p Tongeren),
’stufə (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren,
Q162p Tongeren)
|
bluffen, pochen || pochen || pochen (zich op iets beroemen) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-4, III-3-1
|
19322 |
opschepper |
blagueur (fr.):
blàggeur (Q162p Tongeren),
grootshans:
gró’tshans (Q162p Tongeren),
grútshans (Q162p Tongeren),
hans:
hàns (Q162p Tongeren),
stoefer:
stoeffër (Q162p Tongeren)
|
bluffer, pochhans || hans (sl. = sleeptoon) || laatdunkende kerel, pochhans || pochhans, opschepper
III-1-4
|