20414 |
peetoom |
peteren:
pièttere (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
piètërë (Q162p Tongeren),
piètərə (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
pjitərə (Q162p Tongeren),
pjèttere (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
als in het franse "pièdestal
piètere (Q162p Tongeren)
|
de peter [de paat] [N 96D (1989)] || hoe heet de man die een kind ter doop houdt [ZND 48 (1954)] || peter (bij het doopsel) [ZND B1 (1940sq)] || peter, peetoom
III-2-2
|
20415 |
peettante |
paat:
paot (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren,
Q162p Tongeren,
Q162p Tongeren),
paôt (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
po:t (Q162p Tongeren),
poat (Q162p Tongeren),
tante
pôot (Q162p Tongeren),
vroedvrouw:
vroetvrouw (Q162p Tongeren)
|
de meter [joaën] [N 96D (1989)] || hoe heet de vrouw die een kind ter doop houdt [ZND 48 (1954)] || meter || meter (bij het doopsel) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-2
|
26372 |
peilmerk |
pegel:
peŋǝl (Q162p Tongeren),
pęjgǝl (Q162p Tongeren),
peil:
pī.l (Q162p Tongeren)
|
Een van overheidswege aangebracht merkteken in de vorm van een nagel, bout (l 371) of ingemetselde steen (l 368) waarmee het hoogst toelaatbare waterpeil wordt aangegeven. Volgens Coenen (pag. 52) gold het systeem van de peilnagel niet in Nederland. Men kende daar wel een schaallat waarop men steeds het peil kon aflezen. [Vds 54; Jan 54; Coe 40; Grof 70]
II-3
|
30887 |
pek |
pek:
pę̄k (Q162p Tongeren)
|
De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38]
II-10
|
24695 |
pekbloem |
pekmannetjes:
[Silenoida armeria] wrsch. / pekbloem niet in VD / pekbloem bij Heukels (236; cf ook WNT sv) voor Silene armeria
pêekmênnëkës (Q162p Tongeren)
|
pekbloem
III-4-3
|
30885 |
pekdraad |
pikdraad:
pę̄kdrojt (Q162p Tongeren)
|
De draad die men maakt door hennepvezels in elkaar te draaien en met pek in te smeren. [N 60, 195a; N 60, 238a; N 36, 44; L 40, 39]
II-10
|
20812 |
pekel |
pekel:
pīēkël (Q162p Tongeren),
pīkǝl (Q162p Tongeren)
|
De zoutoplossing waarin het vlees wordt bewaard. [N 28, 108; monogr.] || pekel
II-1, III-2-3
|
25454 |
pekelkuip |
vleeskuip:
vlęjskawp (Q162p Tongeren)
|
De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.]
II-1
|
32047 |
pen |
ang:
aŋ (Q162p Tongeren)
|
Bij een pen-en-gatverbinding, het dunne gedeelte dat ontstaat wanneer de zijvlakken aan het uiteinde van één van de stukken hout worden weggezaagd. De dikte van de pen bedraagt gewoonlijk 1/3 van de totale houtdikte. [N 54, 58b; monogr.]
II-12
|
32048 |
pengat |
angkot:
aŋkūt (Q162p Tongeren)
|
Bij een pen-en-gatverbinding, het gat waarin de pen wordt gestoken. [N 54, 58c; monogr.]
II-12
|