e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peetoom peteren: pièttere (Tongeren, ... ), piètërë (Tongeren), piètərə (Tongeren, ... ), pjitərə (Tongeren), pjèttere (Tongeren, ... ), als in het franse "pièdestal  piètere (Tongeren) de peter [de paat] [N 96D (1989)] || hoe heet de man die een kind ter doop houdt [ZND 48 (1954)] || peter (bij het doopsel) [ZND B1 (1940sq)] || peter, peetoom III-2-2
peettante paat: paot (Tongeren, ... ), paôt (Tongeren, ... ), po:t (Tongeren), poat (Tongeren), tante  pôot (Tongeren), vroedvrouw: vroetvrouw (Tongeren) de meter [joaën] [N 96D (1989)] || hoe heet de vrouw die een kind ter doop houdt [ZND 48 (1954)] || meter || meter (bij het doopsel) [ZND B1 (1940sq)] III-2-2
peilmerk pegel: peŋǝl (Tongeren), pęjgǝl (Tongeren), peil: pī.l (Tongeren) Een van overheidswege aangebracht merkteken in de vorm van een nagel, bout (l 371) of ingemetselde steen (l 368) waarmee het hoogst toelaatbare waterpeil wordt aangegeven. Volgens Coenen (pag. 52) gold het systeem van de peilnagel niet in Nederland. Men kende daar wel een schaallat waarop men steeds het peil kon aflezen. [Vds 54; Jan 54; Coe 40; Grof 70] II-3
pek pek: pę̄k (Tongeren) De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38] II-10
pekbloem pekmannetjes: [Silenoida armeria] wrsch. / pekbloem niet in VD / pekbloem bij Heukels (236; cf ook WNT sv) voor Silene armeria  pêekmênnëkës (Tongeren) pekbloem III-4-3
pekdraad pikdraad: pę̄kdrojt (Tongeren) De draad die men maakt door hennepvezels in elkaar te draaien en met pek in te smeren. [N 60, 195a; N 60, 238a; N 36, 44; L 40, 39] II-10
pekel pekel: pīēkël (Tongeren), pīkǝl (Tongeren) De zoutoplossing waarin het vlees wordt bewaard. [N 28, 108; monogr.] || pekel II-1, III-2-3
pekelkuip vleeskuip: vlęjskawp (Tongeren) De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.] II-1
pen ang: (Tongeren) Bij een pen-en-gatverbinding, het dunne gedeelte dat ontstaat wanneer de zijvlakken aan het uiteinde van één van de stukken hout worden weggezaagd. De dikte van de pen bedraagt gewoonlijk 1/3 van de totale houtdikte. [N 54, 58b; monogr.] II-12
pengat angkot: aŋkūt (Tongeren) Bij een pen-en-gatverbinding, het gat waarin de pen wordt gestoken. [N 54, 58c; monogr.] II-12