32168 |
politoeren |
polieren:
pǫlīrǝ (Q162p Tongeren)
|
Het oppervlak van het hout van meubels met behulp van politoersel hard en glanzend maken. [N 56, 64a; monogr.]
II-12
|
19482 |
pollepel |
potlepel:
poͅ.tløͅpəl (Q162p Tongeren),
poͅtløpəl (Q162p Tongeren),
poͅtløͅpəl (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
soeplepel:
soͅ.pløͅpəl (Q162p Tongeren),
soͅpløpəl (Q162p Tongeren)
|
lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pollepel [ZND 04 (1924)]
III-2-1
|
17657 |
pols |
pols:
poͅls (Q162p Tongeren),
pòls (Q162p Tongeren),
pøls (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
pùls (Q162p Tongeren)
|
Een pols: plaats boven het handgewricht [N 106 (2001)] || pols [N 10b (1961)]
III-1-1
|
18292 |
polsmof |
mof:
muf (Q162p Tongeren),
moffel:
mufəl (Q162p Tongeren)
|
polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33807 |
pommelee, appelschimmel |
appelschimmel:
apǝlšømǝl (Q162p Tongeren),
pommelee:
pu.mǝ`lę (Q162p Tongeren)
|
Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e]
I-9
|
25382 |
pompen |
de achterste poten omhoogtrekken:
dǝ ātǝrstǝ pōtǝ ǝmōx trękǝ (Q162p Tongeren)
|
Eén van de poten bewegen om zo het bloed beter te laten uitstromen nadat de keel van het dier is doorgesneden. [N 28, 14; monogr.]
II-1
|
29093 |
pompen, vermaken |
hermaken:
hɛrmǭkǝ (Q162p Tongeren)
|
Vermaken van kleding. Aangeven van aan te brengen veranderingen in verband met niet goed passen (Meima I, pag. 6). [N 59, 190a; N 62, 21b; MW]
II-7
|
33572 |
pompoen |
pronkappel:
naar Pâque In Janssen onder het lemma "Pronkappel
bronkappel (Q162p Tongeren),
ook: kauwoerde [Cucurbita maxima]
brónkappël (Q162p Tongeren)
|
pronkappel, kauwoerde
I-7
|
18504 |
pompon van een muts |
floche (fr.):
flu (Q162p Tongeren),
pompon (fr.):
pőͅpőͅ (Q162p Tongeren),
pomponnetje (<fr.):
pōͅpōͅkə (Q162p Tongeren)
|
pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
21536 |
ponder |
pondel:
dient om kleine voorwerpen te wegen
pøŋəl (Q162p Tongeren),
WNT: pondel, Van pond met -el, zooals huizel, uisel van ons is afgeleid. Verg. ponder (III) en unster, die met -er zijn gevormd. Weegschaal met ongelijke armen, waardoor men met een klein gewicht, dat aan den langen arm wordt heen en weer geschoven, een grooten last kan wegen, unster.
pøŋəl (Q162p Tongeren)
|
Weeginstrument met trekveerwerking. [N 18 (1962)]
III-3-1
|