34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
jiet, jiet:
jit, jit (Q162p Tongeren),
tjiep:
tjip (Q162p Tongeren),
tsjiep:
tšip (Q162p Tongeren),
tsjiep, tjsiep:
tšip, tšip (Q162p Tongeren)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
kuus:
kus (Q162p Tongeren),
kuus, kuus, kuus:
kuš, kuš, kuš (Q162p Tongeren)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|
34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
jiet, jiet:
jit, jit (Q162p Tongeren),
tjiepetje:
tjepǝkǝ (Q162p Tongeren),
tsjiep, tsjiep, tsjiep:
tšip, tšip, tšip (Q162p Tongeren)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|
34377 |
roep- en lokwoord voor het varken |
kuus:
kui̯s (Q162p Tongeren),
kuus, kuus, kuus:
kuš, kuš, kuš (Q162p Tongeren),
kuusje:
kui̯škǝ (Q162p Tongeren)
|
In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r]
I-12
|
34442 |
roep- en lokwoorden voor het lam |
lieme, lieme:
limǝ, limǝ (Q162p Tongeren)
|
[N 19, 74b; VC 14, 2k (R]
I-12
|
22122 |
roepen van de duiven |
inroepen:
inroepen (Q162p Tongeren)
|
Hoe zegt men: het roepen van de duiven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21652 |
roeper |
oproeper:
ps. omgespeld volgens Frings.
oprupər (Q162p Tongeren),
uitroeper:
ps. omgespeld volgens IPA.
a͂u̯trupər (Q162p Tongeren)
|
afslager: Hoe heet bij de openbare verkoping van goederen degene die de verkoping leidt [afslager, uitroeper, roeper?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
24034 |
roeping |
roeping:
roeping (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren)
|
Roeping. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34531 |
roepwoord om de klokhen te lokken |
jiet, jiet:
jit, jit (Q162p Tongeren),
kloek, kloek, kloek:
kluk, kluk, kluk (Q162p Tongeren),
tsjiep, tsjiep:
tšip, tšip (Q162p Tongeren)
|
[N 19, 44c; A 6, 2c]
I-12
|
34460 |
roepwoord voor de geit |
mèè, mèè:
mē̜, mē̜ (Q162p Tongeren)
|
[N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.]
I-12
|