e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitwijken afzetten: ǭ.f˲zętǝ (Tongeren) Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
urine pis: pis (Tongeren), zeik: zèik (Tongeren) urine [N 10c (1995)] III-1-1
urineren de aardappels afgieten: Humoristisch  z`n jètappëlë ôofgiete (Tongeren), koinzjelen: Humoristisch; de kanjel = regenpijp.  koinzjëlë (Tongeren), pissen: pissë (Tongeren), ruizelen: Kindertaal.  rōēzëlë (Tongeren), zeiken: zèikë (Tongeren), Let wel: de andere informant voor Tongeren, evenals de informanten uit Bilzen (Q 083) en Kerkrade (Q 121) hebben niets ingevuld bij zeiken.  zēͅi:ka (Tongeren), zijn patatten afgieten: Humoristisch  z`n pëtattë ôofgiete (Tongeren) urineren [N 10c (1995)] || zeiken [ZND A2 (1940sq)] III-1-1
ursuline ursuline: ən ursəlin (Tongeren) Een Ursulin [Ursulien]. [N 96D (1989)] III-3-3
vaandel drapeau (fr.): drapo̞ (Tongeren), dë drappó (Tongeren), Fr. drapeau.  drappò (Tongeren), vaan: dë vôôn (Tongeren), vôon (Tongeren), vaandel: I (Gr. Wl.), II-  vêndël (Tongeren), vlag: dë vlág (Tongeren) de aan de stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een vereniging of gilde [vaandel, vendel, vaan] [N 112 (2006)] || Drapeau: vlag. || Vaandel. || Vlag. III-3-2
vaars vaars: vi̯ɛs (Tongeren) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vaatdoek schotelplag: Uen sjùttëlplàk, al rónd(úm) zënë nàk  sjùttëlplàk (Tongeren), schotelsplag: sjùttëlsplàk (Tongeren), schotelvod: sjùttëlvòd (Tongeren) schotelvod III-2-1
vademen de naalde indoen: dǝ nø̜l endøn (Tongeren), indoen: ɛndyn (Tongeren) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7
vader pa: vooral, aanspreekvorm  pàa (Tongeren), papa: (licht geaffecteerd) aanspreekvorm  pëpàa (Tongeren), tij: cf. Schuermans s.v. "tij en mem"= vader en moeder; cf. Schuermans s.v. "ti"= vader (in het N. van Belg. Limburg cf. Schuermans s.v. "ete"= grootvader (Belg. Limb.)  têe (Tongeren) vader III-2-2
vagevuur vagevuur: t vaogevuur (Tongeren), t vaôgevuur (Tongeren) Het vagevuur [vèègvuur, veëjevuur]. [N 96D (1989)] III-3-3