e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vastenpreek vastenpreek: vastëpreek (Tongeren), vastensermoen (<fr.): vastësërmoon (Tongeren) De vastenpreek tijdens het lof op de zondagen van de vasten. [N 96C (1989)] III-3-3
vastentijd vasten: vastë (Tongeren) De periode van Aswoensdag tot Pasen (de grote vasten, vastentijd). [N 96C (1989)] III-3-3
vat vat: vǭ.t (Tongeren  [(25 kg)]  ) Graanmaat. Naar gelang de streek kan de inhoud van een vat verschillen. Voor zover door de invullers opgegeven, is achter het plaatscodenummer tussen ronde haken het aantal kiloɛs vermeld.' [JG 1b; JG 1c; JG 2c; Jan 141; Coe 263; Grof 288; monogr.] II-3
vat, ton (naar inhoud) aam: wǫm (Tongeren), halve ton: hāf ton (Tongeren), kindje: kintšǝ (Tongeren), ton: ton (Tongeren), vat: vǭt (Tongeren) In dit lemma zijn de benamingen voor vaten en tonnen met een bepaalde inhoudsmaat bijeen geplaatst. Bij één soort benaming worden door de zegslieden soms verschillende inhoudsmaten opgegeven. [N E, L; monogr.] II-12
vazelzeug vazelvarken: vǫzǝlvɛrkǝ (Tongeren), vazelzoog: vǫzǝlzoǝx (Tongeren), vǭ.zǝlzō.x (Tongeren) Zeug die men in de wei laat lopen, zonder ze te willen vetmesten of voor de fok te gebruiken. Volgens de informant van Q 158a wordt dit varken in reserve gehouden als fokzeug. Het WNT (XVIII p. 956 s.v. vazelvarken) geeft als eerste betekenis "fokvarken" en als tweede "mager varken". Een vazelvarken wordt ook wel met opzet schraal gevoerd om het voor het fokken te gebruiken, naderhand ook om het gedurende de winter in leven te houden en dan tegen het voorjaar te gaan mesten (z. WNT XVIII p. 952 s.v. vazel III 3). [JG 1c, 1d, 2c; NE 2.I.8; N C, Q 111 add.; monogr.] I-12
vechten vechten: fɛ.xtə (Tongeren), v(tm)xtə (Tongeren), vēͅxta (Tongeren), vēͅxtə (Tongeren) Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] || vechten [ZND A1 (1940sq)] III-3-1
vechthaan soorthaan: sorthǫǝn (Tongeren), sorthǭn (Tongeren), vechthaan: vē̜xǭn (Tongeren) Haan in de regel van een bijzonder ras, die afgericht wordt voor hanengevechten. Hanengevechten zijn een Haspengouwse specialiteit. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
veearts artist: artis (Tongeren), veterinair: vętǝrinɛ̄r (Tongeren) [JG 1a, 1b; Vld.; monogr.] I-11
veel drinken buizen: veel drinken  bùyzë (Tongeren), haar bedrinken: hùr bëdrénkë (Tongeren), hem bedrinken: húm bëdrénkë (Tongeren), pimpelen: Hë púmpëldë van s-mùrgës vrüg tòt s-uòvës lôot  púmpëlë (Tongeren), pompen: én Mêr ô¯n t pómpë (v. dronkaard)  pómpë (Tongeren), zich bedrinken: zïch bëdrénkë (Tongeren), zich bezuipen: zich bëzaupë (Tongeren) drinken || onmatig drinken || veel drinken || zich bedrinken || zich bezuipen III-2-3
veel te grote schoen overzetter: yøvərzeͅtərs (Tongeren) schoen, veel te grote ~ [affeseersjoon] [N 24 (1964)] III-1-3