e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lap op een schoen huifje: huufke (Tungelroy), lap: lap (Tungelroy, ... ), stuk: stük (Tungelroy) lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)] III-1-3
last, moeilijkheid last: last (Tungelroy), ongemak: ongemaak (Tungelroy) het moeilijk zijn [slameur, last] [N 85 (1981)] III-1-4
laster achterklap: achterklap (Tungelroy), laster: laste (Tungelroy) het schenden van iemands goede naam [achterpraat, achterklap, laster] [N 85 (1981)] III-1-4
lasteren schaden: sjaaje (Tungelroy) iemands goede naam schenden [labbekakken, insteken, bespreken, rabbelen, klapperen, commeren] [N 85 (1981)] III-1-4
lastig (werken) lastig: lestig (Tungelroy), lêstig (Tungelroy, ... ), ongemakkelijk: ongemaekelik (Tungelroy), òngemèèkelek (Tungelroy), zwaar: zwaor (Tungelroy) boos, lastig, geërgerd || lastig || niet zonder moeite of inspanning volbracht of afgedaan kunnend worden, niet gemakkelijk [difficiel, delicaat, ongemakkelijk, onklaar, zwaar moeilijk] [N 85 (1981)] || zwaar vallend [bezwaarlijk, kwalijk] [N 85 (1981)] III-1-4
lastig kind nest: nest (Tungelroy) een kind met een lastig karakter [nest, bernuizig kind, erg] [N 85 (1981)] III-1-4
lastig zijn klieren: kliere (Tungelroy), knoteren: knotere (Tungelroy), lastig zijn: lestig zeen (Tungelroy), tergen: terge (Tungelroy), vervelen: vervaele (Tungelroy) tot last zijn, kwelling veroorzaken [vervelen, klieren, sarren, tergen, hengelen, kneuten, kneuteren, donderjagen, moesjanken,vernooien, verleden] [N 85 (1981)] III-1-4
lastigvallen ophouden: ophouje (Tungelroy), storen: stuure (Tungelroy) iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)] III-3-1
lat lat: lat (Tungelroy) In het algemeen een gezaagde strook hout met geringe breedte en dikte. [N 50, 73e; N 50, 74a; monogr.] II-12
latei betonnen balk: bǝtǫnǝ balǝk (Tungelroy), betonnen latei: bǝtǫnǝ latęj (Tungelroy), ijzeren balk: īzǝrǝ balǝk (Tungelroy), ijzeren latei: īzǝrǝ latęj (Tungelroy), latei: lātęj (Tungelroy) Houten, stenen of ijzeren balk die een venster, ingang of andere opening overspant en tevens het bovenliggende muurwerk draagt. De lateibalk wordt vaak in het muurwerk verwerkt zodat hij niet in het zicht komt. d.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balk' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 55, 74; N 32, 15a; N 32, 15b; monogr.] II-9