18346 |
lap op een schoen |
huifje:
huufke (L318b Tungelroy),
lap:
lap (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
stuk:
stük (L318b Tungelroy)
|
lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18933 |
last, moeilijkheid |
last:
last (L318b Tungelroy),
ongemak:
ongemaak (L318b Tungelroy)
|
het moeilijk zijn [slameur, last] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18980 |
laster |
achterklap:
achterklap (L318b Tungelroy),
laster:
laste (L318b Tungelroy)
|
het schenden van iemands goede naam [achterpraat, achterklap, laster] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18999 |
lasteren |
schaden:
sjaaje (L318b Tungelroy)
|
iemands goede naam schenden [labbekakken, insteken, bespreken, rabbelen, klapperen, commeren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19297 |
lastig (werken) |
lastig:
lestig (L318b Tungelroy),
lêstig (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
ongemakkelijk:
ongemaekelik (L318b Tungelroy),
òngemèèkelek (L318b Tungelroy),
zwaar:
zwaor (L318b Tungelroy)
|
boos, lastig, geërgerd || lastig || niet zonder moeite of inspanning volbracht of afgedaan kunnend worden, niet gemakkelijk [difficiel, delicaat, ongemakkelijk, onklaar, zwaar moeilijk] [N 85 (1981)] || zwaar vallend [bezwaarlijk, kwalijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19031 |
lastig kind |
nest:
nest (L318b Tungelroy)
|
een kind met een lastig karakter [nest, bernuizig kind, erg] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19289 |
lastig zijn |
klieren:
kliere (L318b Tungelroy),
knoteren:
knotere (L318b Tungelroy),
lastig zijn:
lestig zeen (L318b Tungelroy),
tergen:
terge (L318b Tungelroy),
vervelen:
vervaele (L318b Tungelroy)
|
tot last zijn, kwelling veroorzaken [vervelen, klieren, sarren, tergen, hengelen, kneuten, kneuteren, donderjagen, moesjanken,vernooien, verleden] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21812 |
lastigvallen |
ophouden:
ophouje (L318b Tungelroy),
storen:
stuure (L318b Tungelroy)
|
iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
31724 |
lat |
lat:
lat (L318b Tungelroy)
|
In het algemeen een gezaagde strook hout met geringe breedte en dikte. [N 50, 73e; N 50, 74a; monogr.]
II-12
|
30234 |
latei |
betonnen balk:
bǝtǫnǝ balǝk (L318b Tungelroy),
betonnen latei:
bǝtǫnǝ latęj (L318b Tungelroy),
ijzeren balk:
īzǝrǝ balǝk (L318b Tungelroy),
ijzeren latei:
īzǝrǝ latęj (L318b Tungelroy),
latei:
lātęj (L318b Tungelroy)
|
Houten, stenen of ijzeren balk die een venster, ingang of andere opening overspant en tevens het bovenliggende muurwerk draagt. De lateibalk wordt vaak in het muurwerk verwerkt zodat hij niet in het zicht komt. d.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balk' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 55, 74; N 32, 15a; N 32, 15b; monogr.]
II-9
|