e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

Gevonden: 6382
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brood uit de oven halen uithalen: ūthālǝ (Tungelroy), uitschieten: ūtšētǝ (Tungelroy) Het brood uit de oven halen wanneer het gereed is. Een bij het woord opgegeven object "brood" is niet opgenomen. [N 29, 50; N 29, 49; OB 2, 2e; monogr.] II-1
broodje greete-mikje: greetemikske (Tungelroy), kadetje: kadetjes (Tungelroy), kedetjes (Tungelroy), Syst. WBD  kedétje (Tungelroy) fantasiebaksel (broodje) van een mengsel van tarwemeel, roggebloem en zemelen, genoemd naar vöäs || verschillende soorten broodjes [N 29 (1967)] || Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)] III-2-3
broodkar broodkar: brūtkɛr (Tungelroy) Kar waarmee de bakker of bakkersknecht het brood bezorgt. Vroeger gebeurde dat rondbrengen met de hondekar, aldus de informanten van L 292 en L 377. [N 29, 99b; monogr.] II-1
broodkorst korst: %%meervoud%%  korstǝ (Tungelroy), korstje: kø̜rstjǝs (Tungelroy) De broodkorst aan de beide uiteinden van het brood. [N 29, 55; monogr.] II-1
broodmes broodmes: broedmes (Tungelroy, ... ) mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)] III-2-1
broodoven oven: hōvǝn (Tungelroy), oven (Tungelroy), ōvǝ (Tungelroy) De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.] II-1
broodpap brokkelenpap: brokkelepap (Tungelroy, ... ), brokkenpap: Syst. WBD  brokkepap (Tungelroy) broodpap || Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)] || pap van melk met brokken brood III-2-3
broodprikker vork: vork (Tungelroy) Een plankje met ijzeren tanden om gaatjes in het deegbrood aan te brengen. Soms gebruikt men hiervoor ook wel een vorm. Zie afb. 20. [N 29, 41; N 29, 42] II-1
broodrek broodrek: brūǝtrękǝ (Tungelroy), moeldedek: mōljǝdɛk (Tungelroy) De houten stellage waarop het brood wordt weggezet. De woordtypen "broodkar", "broodwagen", "moeldedek", wijzen op het gebruik van iets anders dan een houten stellage of plank om het brood op neer te leggen. [N 29, 53] II-1
bros, breekbaar bros: bros (Tungelroy, ... ), sprok: (b.v. hout).  sprok (Tungelroy) hard aanvoelend en toch gemakkelijk breekbaar [bros, sprok, ras, broos] [N 91 (1982)] III-4-4