e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donderwolk donderkoppen: donderköp (Tungelroy), doonderköp (Tungelroy, ... ), knopperd: (knòpperte).  knòppert (Tungelroy, ... ), onweer in de lucht: der zitj oonwéér in de locht (Tungelroy) donderkop || donderwolk || witte stapelwolk || zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx donder: de donder (Tungelroy), donder (Tungelroy), doonder (Tungelroy, ... ), (zo wordt het ook wel genoemd/geschreven).  doander (Tungelroy) donder [N 22 (1963)] || donder, onweer || onweer [N 22 (1963)] III-4-4
donker worden, duisteren duisteren: duustere (Tungelroy), grauw worden: grauw wéére (Tungelroy) donker worden [duisteren] [N 91 (1982)] || schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)] III-4-4
donker, duisterx donker: donkel (Tungelroy), dōōnkel (Tungelroy), dónkel (Tungelroy, ... ), (dônkeler-dônkelst). Vb. in dn dônkel zitte (in het donker zitten).  dônkel (Tungelroy), duister: Vb. in dn duuster zitte (in het duister zitten).  duuster (Tungelroy) donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] || donker, duister || niet of weinig verlicht [donker, duister, deemster] [N 91 (1982)] III-4-4
donkerbruine koe vale koe: vāl [koe] (Tungelroy) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131a] I-11
dons, nestveren duivelshaar: duuvelshoar (Tungelroy), duvelshoar (Tungelroy), duûvelshoâr (Tungelroy) dons v jonge vogels || het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)] III-4-1
dood (bn.) dood: doeëd (Tungelroy, ... ) dood (bijv.) [DC 03 (1934)] || dood (bn.) III-2-2
dood (zn.) dood: doet (Tungelroy), doeëd (Tungelroy), end: indj (Tungelroy) de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)] || dood (zn.) III-2-2
doodskist doodskist: doedskist (Tungelroy, ... ), doee_dskeøͅst (Tungelroy), doeëdskist (Tungelroy), doeëdskèst (Tungelroy), doëedskist (Tungelroy), lijkkist: liekkist (Tungelroy, ... ) de doodskist [N 96D (1989)] || De doodskist. [N 96D (1989)] || doodskist || Doodskist. || doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [DC 23 (1953)] III-2-2, III-3-3
doodskleed doodshemd: doeedshumme (Tungelroy), doeëdshumme (Tungelroy, ... ), doodshemd (Tungelroy, ... ), dōēdshumme (Tungelroy), doodsmantel: doetsmantjel (Tungelroy), papieren kleed: zijden of papieren kleed (Tungelroy), wit linnen: soms met zwarte strik  wit linnen (Tungelroy), zijden kleed: zijden of papieren kleed (Tungelroy) bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (vroeger inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || doodshemd || doodskleed; hoe noemt men het doodskleed (hinnekleed, reekleed, regenkleed, enz.)? Moet dit kleed aan bepaalde voorwaarden voldoen? [VC 03 (1937)] || doodskleren; hadden ze een bijzondere naam? [VC 30 (1964)] || kleding waarmee overledene wordt bekleed [N 23 (1964)] III-2-2