33483 |
fruit, afgevallen |
mussenknep:
door vogelpikken afgevallen zacht fruit, bijv. kersen
mösseknep (L318b Tungelroy)
|
afgevallen fruit
I-7
|
24443 |
fruitworm |
made:
WLD
maaj (L318b Tungelroy),
rups:
WLD
roeps (L318b Tungelroy),
worm:
worm (L318b Tungelroy)
|
worm die in een appel huist [pieremenneke] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
19727 |
fuchsia |
balonnetjes:
-
blònnekes (L318b Tungelroy),
belletjesbloem:
belkes bloom (L318b Tungelroy),
belletjesboompje:
belkesbuimke (L318b Tungelroy),
-
belkesbuimke (L318b Tungelroy),
klokjes:
-
klökskes (L318b Tungelroy)
|
fuchsia [DC 60a (1985)] || Fuchsia (fuchsia). Halfheesters of heesters, soms zelfs boompjes met meestal kruisgewijs staande bladeren. De bloemen zijn kelkvormig (bellekesbloem, bel, klok). [N 92 (1982)]
III-2-1
|
22851 |
fuik |
fuik:
fôêk (L318b Tungelroy)
|
Fuik.
III-3-2
|
30056 |
fundament |
fundament:
føndamɛnt (L318b Tungelroy),
føndǝmɛnt (L318b Tungelroy),
fundering:
føndēreŋ (L318b Tungelroy),
gestorte fundament:
gǝstǫrtǝ føndǝmɛnt (L318b Tungelroy)
|
De grondvesten van een gebouw. Het fundament kan al dan niet onderheid zijn, wordt in metselsteen, stampbeton of gewapend beton uitgevoerd en reikt tot aan het maaiveld of de begane grond. [N 31, 1a; N 31, 1b; N 31, 1c; monogr.]
II-9
|
30104 |
fundament van de schoorsteen |
fundering:
fundering (L318b Tungelroy)
|
Het metselwerk waarop de schoorsteen rust. Een fundament voor een meestal buiten de muur liggende schoorsteen opmetselen werd in Q 121 'een console uitmuren' ('eŋ kǫnsǫl ūsmūrǝ') genoemd. [N 32, 25b; monogr.]
II-9
|
30053 |
funderingssleuven uitsteken |
(de) fundering graven:
føndēreŋ grāvǝ (L318b Tungelroy),
de grondslag graven:
dǝ grōntjslāx ˲grāvǝ (L318b Tungelroy)
|
Gleuven uitsteken langs de vier wanden op de bodem van de uitgegraven kelderruimte. In de sleuven worden later de fundamenten geplaatst. Zie voor het woordtype 'gescheuten' (Q 194) ook RhWb dl. VII, k. 962, s.v. 'Geschäu': ø̄das Mauerwerk aus Bruchsteinen an der Erde, auf dem die Balkenlage des Fachwerkhauses ruht.ø̄ [N 30, 25a; monogr.]
II-9
|
24149 |
fuut |
fuut:
fuut (L318b Tungelroy)
|
fuut
III-4-1
|
17807 |
gaan |
gaan:
gaon (L318b Tungelroy)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25233 |
gaan liggen (van de wind) |
gaan liggen:
goan ligge (L318b Tungelroy),
liggen:
ligge (L318b Tungelroy)
|
gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|