22359 |
hoepelen |
repen:
reipe (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
b) Met de hoepel spelen [hoepelen, banden, repen]. [N 88 (1982)] || Hoepelen.
III-3-2
|
18319 |
hoepelrok |
repenrok:
reiperok (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy)
|
hoepelrok [reekerok] [N 24 (1964)] || ouderwetse, wijde rok met horizontale banen, meestal van verschillende kleuren stof; hoepelrok
III-1-3
|
34619 |
hoepels van de huifkar |
huifrepen:
hufręi̯pǝ (L318b Tungelroy),
repen:
ręi̯pǝ (L318b Tungelroy)
|
Houten hoepels waarover de huif gespannen werd. De hoepels werden in krammen tegen de zijplanken bevestigd. Meestal waren er vijf, waarvan de voorste naar voren helde. [N 17, 74 + 99]
I-13
|
23058 |
hoepelstok |
reepstok:
reipstek (L318b Tungelroy),
reepvork:
reipvorrek (L318b Tungelroy)
|
Hoepelstok (eenvoudig stokje met twee spijkers eraan). || Hoepelstok van een gevorkte tak.
III-3-2
|
18018 |
hoesten |
hoesten:
hooste (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy)
|
hoesten || hoesten [keche, kechelen] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
32937 |
hoeveelheid hooi die men opsteekt |
armvol:
hęrvǝl (L318b Tungelroy),
gaffel:
gafǝl (L318b Tungelroy)
|
De hoeveelheid hooi die de opsteker in één keer met z''n gaffel aangeeft aan de optasser. Zie voor het vocalisme van het woordtype riek de opmerking in de semantische toelichting bij het lemma ''houten schudgaffel'' en bij het lemma ''hooihark''.' [N 14, 118; A 34, 5a]
I-3
|
25414 |
hoeven verwijderen |
kappen:
kapǝ (L318b Tungelroy)
|
Eerst wordt de gehele poot verwijderd van het lijf en dan worden later de hoeven van de poot gekapt. Het kan zijn dat sommige antwoorden eerder duiden op het begrip "poot verwijderen" dan op "hoef verwijderen". [N 28, 46; monogr.]
II-1
|
18307 |
hoge herenschoen |
hoge schoen:
hoeg sjōōn (L318b Tungelroy),
hoeëg sjoon (L318b Tungelroy)
|
herenschoenen, hoge ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18258 |
hoge hoed |
hoge zijden:
hoeege zieje (L318b Tungelroy),
hoege zieje (L318b Tungelroy),
stijve hoed:
stieve hood (L318b Tungelroy)
|
hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20448 |
hoge hoed bij begrafenis |
hoge zijden:
hoeege zieje (L318b Tungelroy),
hoege zieje (L318b Tungelroy),
stijve hoed:
stieve hood (L318b Tungelroy)
|
hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)]
III-2-2
|