24175 |
jong en kaal vogeltje |
kek:
kek (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy),
pas uit het ei
kek (L318b Tungelroy),
kekje:
pas uit het ei
kekske (L318b Tungelroy),
mus:
mös (L318b Tungelroy)
|
een jonge vogel die nog niet kan vliegen (kakjong) [N 83 (1981)] || een pas uitgebroed vogeltje (kwabbeke) [N 83 (1981)] || nog niet in staat om te vliegen, gezegd van jonge vogels (kak, kwak) [N 83 (1981)] || vogeltje
III-4-1
|
24176 |
jong en kaal vogeltje adj. |
kaal:
kaal (L318b Tungelroy),
kak:
kak (L318b Tungelroy),
kekbloot:
kekblōēt (L318b Tungelroy)
|
een jonge vogel die nog niet kan vliegen (kakjong) [N 83 (1981)] || nog geen veren hebbend, gezegd van jonge vogels ( maaibloot, paddebloot) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
jonk (L318b Tungelroy),
WLD
joonk (L318b Tungelroy),
klein beestje:
klein biestje (L318b Tungelroy)
|
Hoe noemt u het jong van een dier (jonk, jonkie, welp, wulp, kakerd, kakernest) [N 83 (1981)] || klein beestje [DC 37 (1964)]
III-4-2
|
34025 |
jong van een rund |
jong:
jǫŋk (L318b Tungelroy)
|
[N 3A, 4]
I-11
|
34314 |
jong varken |
bag:
bak (L318b Tungelroy),
baq (L318b Tungelroy)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
24304 |
jonge brasem |
bliek:
bliek (L318b Tungelroy)
|
De jonge brasem is zilverglanzend (bleek, bliek) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24709 |
jonge den |
struizeldennetjes:
stroezeldenkes (L318b Tungelroy)
|
lage dennetjes
III-4-3
|
34551 |
jonge gans |
gansje:
gø̄skǝ (L318b Tungelroy)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
34448 |
jonge geit |
geitje:
geitje (L318b Tungelroy),
lam:
lām (L318b Tungelroy),
lammetje:
lɛmkǝ (L318b Tungelroy)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
jonge hen:
joŋ hen (L318b Tungelroy),
pul:
pøl (L318b Tungelroy),
pø̜l (L318b Tungelroy)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|