e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klont klont: kloôntj (Tungelroy), knauwel: knauwel (Tungelroy) hard brokje of klont in het eten, ook vieze troep, geleuter || klont, brok, kluit III-2-3
klonteren klonteren: klontjere (Tungelroy), kluntjere (Tungelroy), koeken: koke (Tungelroy) klonteren; Hoe noemt U: Tot klonters koken, gezegd van b.v. pap (koeken, klonteren) [N 80 (1980)] III-2-3
klopper, garde garde: garde (Tungelroy), klopper: klopper (Tungelroy), klöpper (Tungelroy), kloprijsje: kloͅprīskə (Tungelroy) garde van geschilde berketwijgjes || Keukeninstrument voor b.v. het kloppen van room of eieren bestaande uit een aantal lusvormige draden die in een handgreep samenkomen (klopper, garde) [N 79 (1979)] III-2-1
klos klos: klos (Tungelroy) Het garenklosje met snaarschijf aan de spil van de vleugel waarop de spindraad gedraaid wordt. [N 34, B14; N 34, B17] II-7
klotsen van vloeistoffen klotsen: klōtse (Tungelroy), klŏtse (Tungelroy) het geluid dat vloeistoffen maken bij het golven en botsen van de golven tegen elkaar of tegen een wand [klotsen, kwatsen, palsen] [N 91 (1982)] III-4-4
kloven doorsnijden: dōrsni-jǝ (Tungelroy), kenen: keene (Tungelroy, ... ), kloven: kloove (Tungelroy), middendoordoen: mede dōr dōn (Tungelroy), middendoorhakken: medǝdōr hakǝ (Tungelroy), middendoorsnijden: medǝdǭr sni-jǝ (Tungelroy) kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)] || Nadat het dier bestorven is, wordt het in twee delen verdeeld door het in de ruggegraat door te kappen. Soms laat men de ruggegraat aan één kant zitten en kapt men de ribben aan de andere kant los. Beide delen worden vervolgens apart verwerkt. [N 28, 89; Veldeke 32, 69; monogr.] II-1, III-1-2
klucht blijspel: bliespeul (Tungelroy), klucht: klucht (Tungelroy) Een kort toneelstuk waarin een komisch geval uit het dagelijks leven op grappige wijze wordt behandeld [klucht, knod, stop, grauw]. [N 90 (1982)] III-3-2
kluit kluit: kolen en leem ook in bollen  kluut (Tungelroy) (Langwerpig) stuk brandstof, geperst uit steenkool- of bruinkoolgruis, fijngemaakte turf of houtskool met water en leem vermengd (briket, kluit, slof) [N 79 (1979)] III-2-1
kluit aarde bonk: bōŋk (Tungelroy), brok: brǫk (Tungelroy), klot: klot (Tungelroy) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluiven knirs: knirs (Tungelroy) een stukje kraakbeen afkluiven III-2-3