e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kneuzen blutsen: WLD  blutse (Tungelroy) Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)] III-2-3
knevels knevels: knēvǝls (Tungelroy) Beide haakjes aan de bitringen, die aan het hoofdstel worden opgehangen. [N 13, 45] I-10
knie knie: kniej (Tungelroy) knie III-1-1
knieband voor een stier of kalf kniezeel: knizɛi̯l (Tungelroy) IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.] I-11
knieholte hees: hieës (Tungelroy) knieholte III-1-1
knielbankje knielbankje: kneelbenkske (Tungelroy) Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
knielen knielen: kneele (Tungelroy) Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)] III-3-3
knielkussen knielkussen: kneelkusse (Tungelroy) Het knielkussen op de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
kniezen kniezen: knieze (Tungelroy), kniēze (Tungelroy) een knagend verdriet hebben en zichzelf daarvoor als ongelukkig beklagen [treuren, kniezen] [N 85 (1981)] III-1-4
knijpen knijpen: knīēpe (Tungelroy), nijpen: niepe (Tungelroy, ... ), niêpe (Tungelroy), nīēpe (Tungelroy), pitsen: pitse (Tungelroy) Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] || knijpen || Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)] III-1-2