23974 |
onkuisaard |
smeerlap:
smeerlap (L318b Tungelroy)
|
Onkuisaard, viezerik op sexueel gebied [smeerlap, vieze beest, vieze fannie]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23973 |
onkuisheid |
onkuisheid:
ònkuusheid (L318b Tungelroy)
|
Onkuisheid, onzuiverheid, ontuchtigheid [beesterij, zwijnerij]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18990 |
onnozel |
ezelachtig:
ezelachtig (L318b Tungelroy),
lomp wie een ezel:
zoeë loômp wie unnen eezel (L318b Tungelroy),
lomp wie een varken:
zoeë loômp wie ei verreke (L318b Tungelroy),
lomp wie stro:
zoeë loômp wie stroeëj (L318b Tungelroy),
onnozel:
ònnuëzel (L318b Tungelroy)
|
onnozel || zeer dom, zich gedragend als een ezel [suf, sloom, dwaas, ezelachtig] [N 85 (1981)] || zo lomp (stom) als een varken
III-1-4
|
19267 |
onnozel persoon |
dutsel:
dotzel (L318b Tungelroy),
hals:
hals (L318b Tungelroy),
onnozele hals:
onneuzele hals (L318b Tungelroy),
stommerik:
stommerik (L318b Tungelroy),
uil:
uul (L318b Tungelroy),
uilskuiken:
uulskuuke (L318b Tungelroy),
zebedeus:
subbedeies (L318b Tungelroy),
zebedeus (L318b Tungelroy)
|
een ezelachtig persoon, een zeer dom iemand [nienop, carnichon, loep, zebedeus, uil, uilskuiken, aap, sufferd] [N 85 (1981)] || een onozel persoon [stumper, bleuter] [N 85 (1981)] || iemand die ontzettend dom is [nienop] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22316 |
onnozele-kinderendag |
onnozele-kinderen:
onnuzel kinjer (L318b Tungelroy),
onnuzele kinjer (L318b Tungelroy),
Onnêûsele kinjer (L318b Tungelroy),
onnozele-wichten:
onuuzele wichter (L318b Tungelroy)
|
28 december, herinneringsdag van de kindermoord in Bethlehem, Onnozele Kinderen [Onnüezele Kinger, Allerkinderdag, der Kinderdag]. [N 96C (1989)] || De dag waarop de kinderen zich als vader en moeder verkleden (28 december) [oudvaaierkensdag, vaderkensdag, alderkinderen, onnozele kinderen]. [N 88 (1982)] || Onnozole kinderen [allerkindere]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
33108 |
onregelmatig dorsen |
een koe(tje) en een kalfje (dorsen):
ǝn ku ęn ęi̯n kø̜fkǝ (L318b Tungelroy)
|
Nu eens hard en dan weer zacht slaan. In de vraag was de suggestie opgenomen: "kalfkes maken; met een kuuske en een kalfke dorsen". Voor de fonetische documentatie van de uitdrukking slaghouden, zie het lemma ''maat houden bij het dorsen'' (6.1.3). [N 14, 14a]
I-4
|
20922 |
onrijp |
groen:
WLD
greun (L318b Tungelroy)
|
Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33535 |
onrijp, onvolgroeid |
groen:
WLD
greun (L318b Tungelroy),
vergaarrijp:
WLD te vroeg rijp
vergierrīēp (L318b Tungelroy)
|
Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)] || Onvolgroeid, gezegd van een vrucht (vernepen). [N 82 (1981)]
I-7
|
19278 |
onrustig |
onrustig:
onrestig (L318b Tungelroy)
|
geen rust hebben [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19279 |
onrustig persoon |
drukke:
drökke (L318b Tungelroy),
onrust:
oonrös (L318b Tungelroy)
|
een onrustig persoon, persoon die geen rust heeft, altijd bezig is [roerwarmoes] [N 85 (1981)]
III-1-4
|