e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oordelen oordelen: oeërdeile (Tungelroy), schikken: sjikke (Tungelroy) door redeneren tot een gevolgtrekking komen, oordelen [schikken] [N 85 (1981)] || oordelen III-1-4
oorknop oorbel: ōērbelle (Tungelroy), oorknopje: oerknupke (Tungelroy) sieraad min of meer in de vorm van een knop die men aan elk oor draagt [knop, oorknop, dormeuse] [N 86 (1981)] III-1-3
oorlel lel: lèl (Tungelroy) oorlel III-1-1
oorlog oorlog: oorlog (Tungelroy, ... ) de strijd tusseen twee of meer volken, vorsten of staten [oorlog, krijg] [N 90 (1982)] III-3-1
oorring oorbel: oerbel (Tungelroy), ōērbelle (Tungelroy), oorbelletje: oeërbelke (Tungelroy) oorbelletje || zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 86 (1981)] III-1-3
oorveeg draai: drei (Tungelroy), oorveeg: ōērvaeg (Tungelroy) Oorveeg: slag om de oren (raps, oorveeg, opneuker, mot, blamot, appelvlink, sabelets, pees, lap, draai, laps, klap, lek, konkel, fleer, hababbel). [N 84 (1981)] III-1-2
oorvormig handvat hengel: heŋəl (Tungelroy), oor: oer (Tungelroy), ōèer (Tungelroy), oortje: oerke (Tungelroy) oor van kopje of kan || Oorvormig handvat van b.v. een kopje, pan, kan etc. (oor, handsvat, handvat) [N 79 (1979)] III-2-1
oorworm oorworm: oeërworm (Tungelroy), oeërworrem (Tungelroy), worm: worrem (Tungelroy) oorworm || oorworm (firficula auricularia) [DC 18 (1950)] III-4-2
oostindische kers kappeltje: keppelkes (Tungelroy, ... ), -  keppelkes (Tungelroy), oostindische kers: oestindische kors (Tungelroy, ... ), -  oostindische kers (Tungelroy, ... ) [DC 60A (1985)] [N 92 (1982)]Oostindische kers || oostindische kers (Tropaeolum majus L.) [DC 60a (1985)] || Oostindische kers (tropaeolum majus nana). De bladeren zijn roodachtig met 5 zeer stompe hoeken, ze zijn iets grijsgroen. De kelk is geel. De kroonbladeren zijn oranje tot lichtgeel, aan hun voet met franje. De onrijpe vruchten worden in azijn ingemaakt, [N 92 (1982)] I-7, III-2-1
oot wilde haver: wildjhaver (Tungelroy), -  wildjhaver (Tungelroy), wilj haver (Tungelroy, ... ) oot [wilde haver] [DC 30 (1958)], [DC 60a (1985)] || Oot, wilde haver (avena fatua 5 tot 20 cm groot. De plant is zodevormend, de bladeren zijn borstelvormig; de aartjes bevinden zich in dichte, aarvormige pluimen, klein, lichtgroen tot grijsachtig van kleur, kort genaald. Van april tot en met juni. Te vi [N 92 (1982)] III-4-3