18553 |
overjas (alg.) |
overjas:
euverjas (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy),
winterjas:
wintjerjas (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
herenoverjas; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || herenoverjas; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || overjas || overjas, lange ~, dik en warm [euverpalto, palzeer, jaager] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32796 |
overlangs heen en weer eggen |
op lengs [eggen]:
ǫp leŋs (L318b Tungelroy),
overlengs [eggen]:
ø̄vǝrleŋs (L318b Tungelroy)
|
Bedoeld wordt de manier van eggen, waarbij men in de lengterichting werkend, na het keren de volgende egbaan onmiddellijk (soms met een kleine overlapping) laat aansluiten bij de vorige. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c + 1d; JG 2c; N 11, 84a; N 11A, 176c + 189c; monogr.]
I-2
|
21809 |
overleg |
bezei:
(= besef).
bezei (L318b Tungelroy),
overleg:
euverleg (L318b Tungelroy),
euverlék (L318b Tungelroy)
|
de beraadslaging, het overleggen met anderen [beschik, beleid, bezeei, beraad, overleg] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21808 |
overleggen |
overleggen:
euverlegge (L318b Tungelroy),
euverlekge (L318b Tungelroy)
|
anderen raadplegen, een zaak met een ander bespreken [overleggen, ordenen, beraadslagen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19484 |
overloop |
gang:
gaŋk (L318b Tungelroy),
overloop:
ø̄vərløͅi̯p (L318b Tungelroy)
|
de vloer tussen de hoogste trede van de trap en de deuren van de kamers (Fr. palier) || overloop
III-2-1
|
18847 |
overmoedig gedrag |
frech:
vrek (L318b Tungelroy),
roekeloos:
rokeloos (L318b Tungelroy)
|
overmoedig, roekeloos gedrag [cranerie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33051 |
overmouwen |
bindmouwen:
bendjmuu̯ǝ (L318b Tungelroy)
|
De aflegger, en ook de binder (zie paragraaf 4.6), beschermde zijn armen tegen de stekende en snijdende halmen door er overmouwen overheen te schuiven. Vaak zijn het een paar oude kousen waarvan de teenstukken zijn afgeknipt; vandaar het type strompen: (afgesneden) kousen. [N 15, 54; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
33560 |
overrijp, beurs |
meelachtig:
WLD
mailechtig (L318b Tungelroy),
melig:
WLD
mailig (L318b Tungelroy)
|
Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)]
I-7
|
25065 |
overschot, restant |
klats:
klats (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
klatsje:
kletske (L318b Tungelroy),
kliekje:
klik(ske) (L318b Tungelroy),
overschot:
(euversjeutje-euversjoote).
euversjoot (L318b Tungelroy),
rest:
rest (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
stuk:
stök (L318b Tungelroy)
|
dat wat over is gebleven van een oorspronkelijk aantal, hoeveelheid of geheel [rammenant, rest, solde, klak] [N 91 (1982)] || een klein overschot [kwets, kwats, klats, klets, klas] [N 91 (1982)] || een overgebleven brok van een of andere hoeveelheid [klik] [N 91 (1982)] || overschot, restant
III-4-4
|
33471 |
overstekend dakgedeelte op de binnenplaats |
afdak:
āf˱dāk (L318b Tungelroy),
afhang:
āfhaŋk (L318b Tungelroy)
|
Het overstekend dakgedeelte op de binnenplaats van een gesloten hoeve. Doorgaans bevindt zich onder dit afdak een verhoogd en met kiezelsteen belegd gangpad dat rond de gehele binnenplaats en met name rond de mestvaalt gaat. Sommige benamingen voor de oversteek komen overeen met die voor dit gangpad, nl. luif en sprong. Het gangpad wordt behandeld in de aflevering over het boerenerf; hier worden, als aanvulling op de opgaven die in dit lemma zijn verwerkt, de betreffende plaatsen vermeld: luif "gangpad" in L 317, 322, 326, 422, 423, 426, 0426, 429, 430, Q 7, 9, 11, 12, 14, 22, 32, 32a, 95a, 97, 98, 99*; sprong "gangpad" in L 331, P 48, 55, Q 14, 28, 33, 34, 35, 36, 38, 39, 101, 111, 112, 112b, 113, 116, 117a, 119, 121, 178, 179, 192, 196, 196a, 204a, 211, 222. Sommige benamingen van de ''dakdrup'' (zie voor het betreffende lemma aflevering I.7, de paragraaf over het erf) zijn ook opgegeven als benaming voor het overstekend dakgedeelte als geheel; ze staan achterin het lemma bijeen. Vergelijk ook afbeelding 6, gesloten hoeve. [N 4A, 28; N 5A, 78b; monogr.]
I-6
|