24696 |
raket |
hennekruid:
hinnekroed (L318b Tungelroy)
|
Gewone raket (sisymbrium officinale 30 tot 70 cm groot. De stengels zijn behaard, de zijtakken groeien afstaand; de bladeren zijn diep ingesneden en gedeeltelijk spiesvormig met 2 slippen aan de voet, de bladeren zijn kort behaard; de bloemen zijn klein [N 92 (1982)]
III-4-3
|
19433 |
ramen lappen |
lappen:
lappe (L318b Tungelroy),
ramen wassen:
rame wasse (L318b Tungelroy),
ruiten wassen:
rūtəwasə (L318b Tungelroy),
wassen:
wasse (L318b Tungelroy),
zemen:
zieme (L318b Tungelroy)
|
Ramen schoonmaken met behulp van spons en zeem (zemen, lappen, kuisen) [N 79 (1979)] || ramen zemen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19977 |
rammelaar |
rammelaar:
rammelaar (L318b Tungelroy),
rekel:
raekel (L318b Tungelroy)
|
Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)] || mannetje v hond, vos, konijn
III-2-1, III-3-2
|
20295 |
rammelen |
rammelen:
rammele (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18413 |
rand van een hoed |
luif:
luif (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy)
|
luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)] || rand van een hoed, luifel
III-1-3
|
20083 |
randjesbloem |
randbloem:
-
randjbloom (L318b Tungelroy)
|
randjesbloem [DC 60a (1985)]
III-2-1
|
24626 |
rank |
rank:
rânk (L318b Tungelroy),
reng (mv.):
WLD
reng (L318b Tungelroy),
renj (L318b Tungelroy)
|
rank ve klimplant || Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33827 |
rank paard |
(een) luxe:
lyks (L318b Tungelroy)
|
Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l]
I-9
|
24229 |
ransuil |
bosuil:
bosuul (L318b Tungelroy)
|
uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20515 |
ranzig |
garstig:
gessig (L318b Tungelroy),
gistig (L318b Tungelroy),
gools:
goals (L318b Tungelroy)
|
ranzig spek || ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|