18694 |
slip-over |
slip-over:
slipover (L318b Tungelroy),
vest:
vést (L318b Tungelroy)
|
slipover, truivest zonder mouwen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18270 |
slipjas |
slipjas:
slup(jas) (L318b Tungelroy),
slupjas (L318b Tungelroy),
slippenjas:
sluppejás (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
zwaluwenstaart:
zwelvestért (L318b Tungelroy)
|
jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] || pandjesjas
III-1-3
|
18538 |
slipjas: spotnamen |
billentikker:
billetikker (L318b Tungelroy)
|
jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18299 |
slobkous |
slobkous:
slopkouse (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
voetbekleedsel zonder zool, dat over de schoenen (en enkels) wordt gedragen [slopkous, soepjee] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17948 |
sloffen |
schroevelen:
sjroefele (L318b Tungelroy),
sloffen:
sloffe (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
sloffen, zn voeten niet optillen bij het lopen || sloffen: Zodanig lopen dat de zool over de grond schuift (sloffen, slerven, klossen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20501 |
slok |
slok:
slŏk (L318b Tungelroy),
slòk (L318b Tungelroy),
slók (L318b Tungelroy)
|
snoep(goed), slok || teug; Hoe noemt U: De hoeveelheid drank of vloeistof die men in een keer in de mond neemt en doorslikt (teug, slok, zjats) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17695 |
slokdarm |
slokdarm:
slòkdérm (L318b Tungelroy),
slókderm (L318b Tungelroy)
|
slokdarm [krop, gorgel] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18977 |
slons (slodder?) |
slodderboks:
slodderboks (L318b Tungelroy),
slons:
slons (L318b Tungelroy),
sloons (L318b Tungelroy),
sloor:
sloeër (L318b Tungelroy)
|
een haveloze, slordige vrouw [slodder, sloor, slons, luns, klons, slos, lameer] [N 85 (1981)] || sloerie, slordige vrouw
III-1-4
|
22340 |
slootjespringen |
springen:
springe (L318b Tungelroy)
|
Slootje springen [pikkelegen, sponselen, kapoetelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19315 |
slordig |
hortig:
(= te snel).
hortig (L318b Tungelroy),
slordig:
slordig (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy)
|
iemand die zijn werk steeds verwaarloost [hordserd] [N 85 (1981)] || onachtzaam of onordelijk in zijn werk of in zijn geheugen [lod, hordsig, slordig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|