34050 |
stier |
var:
vɛr (L318b Tungelroy)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
18003 |
stijf van vingers en handen |
scheef:
sjeif (L318b Tungelroy),
stijf:
stīēf (L318b Tungelroy)
|
stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19327 |
stijfkop |
borsteling:
börsteling (L318b Tungelroy),
stijfkop:
stiefkop (L318b Tungelroy),
stiêfkop (L318b Tungelroy),
stīēfkop (L318b Tungelroy),
stijfvreter:
stiêfvraeter (L318b Tungelroy),
warskop:
wairskop (L318b Tungelroy)
|
iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)] || stijfkop
III-1-4
|
19328 |
stijfkoppig |
wars:
wairs (L318b Tungelroy),
wéérs (L318b Tungelroy)
|
niet gemakkelijk te bewegen een houding of opvatting te laten varen of ongelijk te bekennen, zeer koppig [stug, wers] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
27438 |
stijl |
deurstijl:
dø̄rstīl (L318b Tungelroy)
|
Het verticale deel van een kozijn waaraan de deur of het raam zijn opgehangen of waartegen deze aanslaan. Kozijnstijlen waren vroeger doorgaans van grenehout, tegenwoordig zijn zij ook van hardhout, metaal of kunststof. [N 55, 7a; monogr.]
II-9
|
30180 |
stijlvoetplaat |
muurplaai:
mōrplāj (L318b Tungelroy)
|
De onderste regel van het raamwerk waarop de muurstijlen worden geplaatst. In Q 20 rustte de muurplaat op een gemetselde fundering die 'gezwel' ('gǝšw'l', mv. 'gǝšw'ldǝr') werd genoemd. [N 4A, 52d; monogr.; Vld]
II-9
|
30015 |
stijve mortel |
droge specie:
drȳx spēsi (L318b Tungelroy),
te droog:
tǝ drø̜jx (L318b Tungelroy)
|
Metselmortel waar weinig water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.]
II-9
|
24793 |
stijve ogentroost |
rijf:
rief (L318b Tungelroy)
|
Stijve ogentroost (euphrasia officinalis 5 tot 25 cm. De stengels staan rechtop, zijn vertakt en hebben geen klierhaartjes; de bladeren zijn langwerpig-eivormig, en spits getand; de bloemen staan in trosjes, ze zijn wit, vaak met wat rood of blauw, mee [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18014 |
stikken |
stikken:
stikke (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23883 |
stille omgang |
stille omgang:
stille omgank (L318b Tungelroy)
|
De Stille Omgang naar Amsterdam. [N 96C (1989)]
III-3-3
|