e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stier var: vɛr (Tungelroy) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijf van vingers en handen scheef: sjeif (Tungelroy), stijf: stīēf (Tungelroy) stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)] III-1-2
stijfkop borsteling: börsteling (Tungelroy), stijfkop: stiefkop (Tungelroy), stiêfkop (Tungelroy), stīēfkop (Tungelroy), stijfvreter: stiêfvraeter (Tungelroy), warskop: wairskop (Tungelroy) iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)] || stijfkop III-1-4
stijfkoppig wars: wairs (Tungelroy), wéérs (Tungelroy) niet gemakkelijk te bewegen een houding of opvatting te laten varen of ongelijk te bekennen, zeer koppig [stug, wers] [N 85 (1981)] III-1-4
stijl deurstijl: dø̄rstīl (Tungelroy) Het verticale deel van een kozijn waaraan de deur of het raam zijn opgehangen of waartegen deze aanslaan. Kozijnstijlen waren vroeger doorgaans van grenehout, tegenwoordig zijn zij ook van hardhout, metaal of kunststof. [N 55, 7a; monogr.] II-9
stijlvoetplaat muurplaai: mōrplāj (Tungelroy) De onderste regel van het raamwerk waarop de muurstijlen worden geplaatst. In Q 20 rustte de muurplaat op een gemetselde fundering die 'gezwel' ('gǝšw'l', mv. 'gǝšw'ldǝr') werd genoemd. [N 4A, 52d; monogr.; Vld] II-9
stijve mortel droge specie: drȳx spēsi (Tungelroy), te droog: tǝ drø̜jx (Tungelroy) Metselmortel waar weinig water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.] II-9
stijve ogentroost rijf: rief (Tungelroy) Stijve ogentroost (euphrasia officinalis 5 tot 25 cm. De stengels staan rechtop, zijn vertakt en hebben geen klierhaartjes; de bladeren zijn langwerpig-eivormig, en spits getand; de bloemen staan in trosjes, ze zijn wit, vaak met wat rood of blauw, mee [N 92 (1982)] III-4-3
stikken stikken: stikke (Tungelroy, ... ) Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)] III-1-2
stille omgang stille omgang: stille omgank (Tungelroy) De Stille Omgang naar Amsterdam. [N 96C (1989)] III-3-3