21685 |
verkwanselen |
verkwanselen:
verkwansele (L318b Tungelroy)
|
Verkwanselen, op verachtelijke wijze verhandelen [vertuitelen, verkwanselen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21281 |
verkwisten |
doordraaien:
doordreije (L318b Tungelroy),
verknoeien:
verknoeeje (L318b Tungelroy)
|
op overdadige en lichtzinnige wijze besteden [dolboteren, vermokken, vertoelibassen, verkwisten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21659 |
verlagen |
afzetten:
aafzette (L318b Tungelroy),
aafzétte (L318b Tungelroy)
|
verlagen, iets in prijs ~ [afzetten? b.v. de biggen zijn afgezet?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19038 |
verlegen |
schouw:
sjōēw (L318b Tungelroy),
verlegen:
verléé.ge (L318b Tungelroy),
verléége (L318b Tungelroy)
|
verlegen [schoow, sjou, bluuj, besjeemt] [N 06 (1960)]
III-1-4
|
18850 |
verlegen (zijn) |
bleu:
bluu (L318b Tungelroy),
verlegen:
verlaege zeen (L318b Tungelroy),
verlége (L318b Tungelroy),
zich schamen:
zich sjaame (L318b Tungelroy)
|
niet flink of zelfbewust zijn, zich niet goed durven uiten in het bijzijn van anderen [teutelen, verlegen zijn] [N 85 (1981)] || verlegen zijn
III-1-4
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
verleeze (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
Verliezen.
III-3-1, III-3-2
|
34165 |
verlopen |
verlopen:
(de koe is) vǝrlǫu̯pǝ (L318b Tungelroy),
vǝrlǫu̯pǝ (L318b Tungelroy)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|
19338 |
vermaak |
plezier:
plezeer (L318b Tungelroy)
|
een handeling waardoor men plezier beleeft [vermaak, amusement] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25091 |
vermengen |
mengen:
minge (L318b Tungelroy)
|
in elkaar vermengen [warzen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20813 |
vermicelli |
vermicellisoep:
vermesélsoep (L318b Tungelroy)
|
vermicellisoep
III-2-3
|