19773 |
boenen |
boenen:
bunə (L318b Tungelroy)
|
meubels en vloerzeil met behulp van was en een doek glimmend maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19774 |
boenwas |
boenwas:
bunwas (L318b Tungelroy)
|
de was waarmee meubels en vloerzeil glimmend gemaakt worden [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
21301 |
boer |
boer:
bōr (L318b Tungelroy)
|
Waar de aangegeven meervoudsvorm afwijkt van de regelmatige -ǝ(n) achtervoeging, is dat hier opgenomen. Op kaart 5 zijn de verspreidingsgebieden van de Nederlandse afleidingen labeurder "boer" en labeuren "boeren" en "hard werken" van het Franse labeur aangegeven. [N 5A, 95b; A 3, 37; A 16, 22; A 20, 1b; L 1, a-m; L 4, 37; L 14, 6; S 4 en 6; Wi 15; monogr.]
I-6
|
22604 |
boer in het kaartspel |
boer:
boôr (L318b Tungelroy)
|
Boer.
III-3-2
|
33316 |
boerderij, algemeen |
boerderij:
burdǝrii̯ (L318b Tungelroy),
hof:
hōf (L318b Tungelroy),
plaats:
plāts (L318b Tungelroy)
|
Het gehele complex, alle opstallen te samen genomen. De oorspronkelijke betekenis van hof is "binnenhof, omheinde ruimte"; hier is sprake van ellips uit hofstede, "hoeve". Onder bedrijf is de specifieke betekenis van "boerenbedrijf" te verstaan; het algemene gedoen heeft ook diezelfde specifieke betekenis. De betekenis van labeur en labeuring is hier het gehele complex van het boerenbedrijf, vaak met de bijbetekenis van "waar zwaar werk wordt gedaan"; vergelijk de lemma''s "boeren" (1.1.8) en "werken op de boerderij" (1.3.10). Vele benamingen die voor de boerderij in het algemeen zijn opgegeven, zoals winning en hof, komen ook terug onder de specifieke boerderijnamen, zoals "eigen hoeve" en "pachthoeve". De geografische uitgebreidheden van deze termen verschillen van begrip tot begrip. Zie de betrokken lemmata van deze paragraaf. Staai is oorspronkelijk de benaming van een bepaalde boerderij bij het veer in Wanssum; de benaming correspondeert aan stade, een afleiding van staan. Bij schans wordt aangetekend: "hoeve met water rondom"; bij kraam: $$speciale betekenis$$ "boerderij". Munkhof correspondeert met monnikhof, te verstaan als "abdijhoeve". Kaart 1 is een verzamelkaart; ook de samenstellingen met hof,geleg, plaats en winning van het lemma "grote boerderij" (1.1.2) zijn erin ondergebracht. [A 10, 2a; A 11, 4; L 1, a-m; L 12, 1; L 22, 1; L 38, 20 en 22; S 4; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 95; L 37, 11a]
I-6
|
24731 |
boerenjasmijn |
jasmijn:
WLD
jasmijn (L318b Tungelroy)
|
Jasmijn, een heester met witte, welriekende bloemen (jasmijn, zezemien). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20681 |
boerenkool |
boerenkool:
boorekuul (L318b Tungelroy),
boerenmoes:
booremoos (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
boôremoos (L318b Tungelroy),
groen moes:
greun moos (L318b Tungelroy),
groenmoes:
greunmoos (L318b Tungelroy),
krollenmoes:
Syst. WBD
krollemoos (L318b Tungelroy),
krolmoes:
krolmoos (L318b Tungelroy),
krul:
krol (L318b Tungelroy),
krulmoes:
krolmoos (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
slechte kool:
slechte koel (L318b Tungelroy),
Syst. WBD
slechte kuul (L318b Tungelroy)
|
[N Q (1966)]Boerenkool (boeremoes?) [N 16 (1962)] || boerenkool als gerecht [N Q (1966)] || Hoe noemt u de volgende soorten kool (brassica oleracea L. - fam. cruciferae): boerekool (brassica oleracea acephala) (boerenmoes, krolkool, kroezelkool) [N 71 (1975)]
I-7, III-2-3
|
20682 |
boerenkoolstamppot |
groen moes:
Syst. WBD
greun moos (L318b Tungelroy),
stamppot:
stampot (L318b Tungelroy)
|
Stamppot van aardappelen en boerenkool [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20728 |
boerenvlaai |
vlaai:
vlaai (L318b Tungelroy)
|
Grote boerenvla (vlaam?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24861 |
boerenwormkruid |
matersknop:
-
moatesknòppe (L318b Tungelroy),
matersknop?:
-
moatesknòppe (L318b Tungelroy),
matersknoppen:
mǭtǝsknǫpǝ (L318b Tungelroy),
reinvaar:
reinvaar (L318b Tungelroy),
reinvaren:
ręi̯nvār (L318b Tungelroy),
wormkruid:
wǫrmkrǫu̯t (L318b Tungelroy),
-
wormkroed (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
boerenwormkruid || boerenwormkruid (Tenacetum vulgare L.) [DC 60a (1985)] || Tanacetum vulgare L. Een algemeen voorkomende 60 tot 120 cm hoge plant in akkerranden, wegbermen en op stortplaatsen met veervormig samengestelde bladeren, die fijn ingesneden zijn. De kleine ronde knalgele bloempjes, die knopvormig zijn, groeien in een schermvormige tuil en bloeien van juli tot de herfst. De plant is een oud medicinaal kruid en maakt een vast onderdeel uit van de kruidwis. Het maken van een kruidwis is een zeer oud, voorchristelijk (later gekerstend, kruidwissen worden soms nog op 15 augustus gewijd) gebruik waarbij wilde kruiden worden samengebonden en opgehangen in hius of in de stal om onheil, ziekten, bliksem e.d. af te weren. Het kruid is nauw verwant aan het moederkruid, vandaar de typen met mater; het werd veel gebruikt tegen wormen, vandaar de typen met worm-. Zie Verdingh 1987, 5 en Claes 1990. [A 60A, 80; monogr.]
I-5, III-4-3
|