e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

Gevonden: 6382
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broekzak opzij boksentas: boksetes (Tungelroy), bòksetes (Tungelroy), bóksetés (Tungelroy) broekzak || broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] III-1-3
broer broer: broor (Tungelroy, ... ) broer [DC 03 (1934)] III-2-2
brokkelhoef slechte voeten: slęxtǝ vø̄t (Tungelroy) Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u] I-9
brommen, zoemen van een insect hompen: hoômpe (Tungelroy) zoemen, brommen v insecten III-4-2
bromtol bromtol: brōmtol (Tungelroy), {z. toel.}: Hier niet bekend.  / (Tungelroy) Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt. I. als deze van hout en door een timmerman was gemaakt? [DC 24 (1953)] || Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt. II. als deze van blik en bontgekleurd is? [DC 24 (1953)] III-3-2
bron bron: bron (Tungelroy), wel: wel (Tungelroy) bron, natuurlijke opening in de grond waar water uit de grond opwelt [kwel, wel] [N 81 (1980)] III-4-4
bronstig breustig: brø̄stex (Tungelroy), brø̜stex (Tungelroy) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
bronstig op andere koeien springen rijden: rii̯ǝ (Tungelroy) [N 3A, 9b] I-11
brood brood: broed (Tungelroy), broöed (Tungelroy) brood [DC 03 (1934)], [DC 39 (1965)] III-2-3
brood netten nat maken: nāt mākǝ (Tungelroy) Het bevochtigen van de bovenzijde van deegbrood. De bedoeling van deze bewerking is om bij het bakken een mooie bruine korst te krijgen. [N 29, 40a; N 29, 30b; N 29, 39b; N 29, 40d; monogr.] II-1