25613 |
brood uit de oven halen |
uithalen:
ūthālǝ (L318b Tungelroy),
uitschieten:
ūtšētǝ (L318b Tungelroy)
|
Het brood uit de oven halen wanneer het gereed is. Een bij het woord opgegeven object "brood" is niet opgenomen. [N 29, 50; N 29, 49; OB 2, 2e; monogr.]
II-1
|
20710 |
broodje |
greete-mikje:
greetemikske (L318b Tungelroy),
kadetje:
kadetjes (L318b Tungelroy),
kedetjes (L318b Tungelroy),
Syst. WBD
kedétje (L318b Tungelroy)
|
fantasiebaksel (broodje) van een mengsel van tarwemeel, roggebloem en zemelen, genoemd naar vöäs || verschillende soorten broodjes [N 29 (1967)] || Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25655 |
broodkar |
broodkar:
brūtkɛr (L318b Tungelroy)
|
Kar waarmee de bakker of bakkersknecht het brood bezorgt. Vroeger gebeurde dat rondbrengen met de hondekar, aldus de informanten van L 292 en L 377. [N 29, 99b; monogr.]
II-1
|
25493 |
broodkorst |
korst:
%%meervoud%%
korstǝ (L318b Tungelroy),
korstje:
kø̜rstjǝs (L318b Tungelroy)
|
De broodkorst aan de beide uiteinden van het brood. [N 29, 55; monogr.]
II-1
|
19531 |
broodmes |
broodmes:
broedmes (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)]
III-2-1
|
25500 |
broodoven |
oven:
hōvǝn (L318b Tungelroy),
oven (L318b Tungelroy),
ōvǝ (L318b Tungelroy)
|
De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.]
II-1
|
20670 |
broodpap |
brokkelenpap:
brokkelepap (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
brokkenpap:
Syst. WBD
brokkepap (L318b Tungelroy)
|
broodpap || Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)] || pap van melk met brokken brood
III-2-3
|
25597 |
broodprikker |
vork:
vork (L318b Tungelroy)
|
Een plankje met ijzeren tanden om gaatjes in het deegbrood aan te brengen. Soms gebruikt men hiervoor ook wel een vorm. Zie afb. 20. [N 29, 41; N 29, 42]
II-1
|
25617 |
broodrek |
broodrek:
brūǝtrękǝ (L318b Tungelroy),
moeldedek:
mōljǝdɛk (L318b Tungelroy)
|
De houten stellage waarop het brood wordt weggezet. De woordtypen "broodkar", "broodwagen", "moeldedek", wijzen op het gebruik van iets anders dan een houten stellage of plank om het brood op neer te leggen. [N 29, 53]
II-1
|
24983 |
bros, breekbaar |
bros:
bros (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
sprok:
(b.v. hout).
sprok (L318b Tungelroy)
|
hard aanvoelend en toch gemakkelijk breekbaar [bros, sprok, ras, broos] [N 91 (1982)]
III-4-4
|