22388 |
de kaarten steken |
steken:
de kaart stèèke (L318b Tungelroy)
|
Lett. de kaarten steken, vals spelen.
III-3-2
|
34632 |
de kar wipt |
kwikken:
(de kar) kwektj (L318b Tungelroy)
|
Als de kar op een verkeerde manier geladen is (zie de lemmata te licht in de rug en te zwaar in de rug), heeft ze de neiging om te wippen. [N 17, 96 + 99]
I-13
|
30052 |
de kelder uitgraven |
(de) kelder uitgraven:
kęldǝr ūt˲grāvǝ (L318b Tungelroy),
de kelder graven:
dǝ kɛldǝr grāvǝ (L318b Tungelroy)
|
De kelderruimte van het bouwwerk met behulp van de steekschop uitgraven. [N 30, 25b; monogr.]
II-9
|
23697 |
de kerkgang maken |
de kerkgang doen:
de kirkgank doon (L318b Tungelroy)
|
De kerkgang doen/maken. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23687 |
de kruisweg bidden |
de kruisweg beden:
de kruusweg baeje (L318b Tungelroy),
de staties afgaan:
stasies afgoan (L318b Tungelroy)
|
De kruisweg bidden (in de vastentijd, op Goede Vrijdag, na n begrafenis) [de kruutswèèg bèèje, de statioeëne beëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32732 |
de laatste voor ploegen |
(de voor) uitvaren:
ūt˲vārǝ (L318b Tungelroy)
|
De laatste voor van het grote middendeel van een akker die men ploegde, kan op twee manieren worden afgewerkt. Als men een greppel wil laten ontstaan in verband met de waterafvoer (op lage gronden), dan ploegt men de laatste voor iets dieper dan de overige. Wil men daarentegen geen greppel overhouden, dan ploegt men de laatste voor ondiep uit en sleept men ze vervolgens dicht. De termen die in dit lemma onder A. zijn vermeld, werden opgegeven n.a.v. de vraag naar "de diepe middenvoor afwerken". Sommige ervan lijken ook bruikbaar voor het ploegen van de laatste voor in het algemeen. De onder B. opgenomen termen betreffen het ploegen van de laatste voor aan de zijkant(en). [N 11, 62; N 11A, 119e + 121e; div.; monogr.]
I-1
|
34230 |
de melk inhouden |
in de hoorns trekken:
en dǝ hø̄r trɛkǝ (L318b Tungelroy),
ophouden:
ǫphǭjǝ (L318b Tungelroy)
|
Tijdens het melken plotseling geen melk meer geven, gezegd van de koe. [N 3A, 69; monogr.]
I-11
|
34231 |
de melk laten lopen |
(de melk) laten lopen:
lǭtǝ lǫu̯pǝ (L318b Tungelroy)
|
De melk uit de spenen laten vloeien. [N 3A, 70]
I-11
|
33869 |
de merrie bij de hengst brengen |
naar de hengst gaan:
nǭ dǝn heŋst gǭn (L318b Tungelroy)
|
[N 8, 43a en 43b]
I-9
|
33870 |
de merrie dekken |
dekken:
dɛkǝ (L318b Tungelroy)
|
Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b]
I-9
|