e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ubachsberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoon, rein schoon: schoen (Ubachsberg) Rein, schoon, als gevolg van het poetsen (schoon, proper) [N 79 (1979)] III-2-1
schoondochter schoondochter: schoeëndochter (Ubachsberg) schoondochter [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonmoeder schoonmoeder: schoeënmodder (Ubachsberg) schoonmoeder [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonouders schoonouders: schoeënouwesj (Ubachsberg) schoonouders [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonvader schoonvader: cf. WNT s.v. "vader".... "vadder, vedder met ongerekte vocaal in Z.-Limburg (Jongeneel)  schoeënvadder (Ubachsberg) schoonvader [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonzoon schoonzoon: schoeënzoeën (Ubachsberg) schoonzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonzuster zwegerse: sjweegersje (Ubachsberg) schoonzuster; Bestaan er verschillende woorden voor de zuster van den man of de vrouw, en de vrouw van den broeder? [DC 05 (1937)] III-2-2
schoorsteenmantel schouw: šǫw (Ubachsberg) Bekleding waarmee het metselwerk van een schoorsteenstoel aan het oog wordt onttrokken. Schoorsteenmantels kunnen van hout, marmer of tegels, maar ook van schoonmetselwerk vervaardigd zijn. [N 32, 26b; A 28, 22a-b; monogr.] II-9
schop, afdak voor landbouwgereedschappen remise: rǝmīš (Ubachsberg) Het gedeelte van de boerderij-gebouwen waarin het los gereedschap, de karren, wagens en werktuigen worden opgeslagen. Soms stond deze bergplaats op zichzelf, maar doorgaans was ze tegen de schuur aangebouwd en bestond ze uit een groot afdak, zonder muren. Scherf is een contaminatie van ''schelf(t)'' en ''scherm''. Schaldij is eigenlijk "binnenplaats". Zie ook de plattegronden bij paragraaf 1.2. [N 5A, 73c en 80a; N 5, 105a, 106 en 107; JG 1a, 1b, 1c, 2a, 2b en 2c; L 1a-m; L B1, 179; L 6, 56 en 57; L 12, 1; L 19a, 11; Gwn 4, 1; S 1 en 50; monogr.] I-6
schors (alg.) schors: schors (Ubachsberg), WLD  sjorsj (Ubachsberg) De buitenste bekleding van een boom (schors, blek, blot, blast). [N 82 (1981)] III-4-3