19424 |
schoon, rein |
schoon:
schoen (Q112b Ubachsberg)
|
Rein, schoon, als gevolg van het poetsen (schoon, proper) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20354 |
schoondochter |
schoondochter:
schoeëndochter (Q112b Ubachsberg)
|
schoondochter [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20352 |
schoonmoeder |
schoonmoeder:
schoeënmodder (Q112b Ubachsberg)
|
schoonmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20351 |
schoonouders |
schoonouders:
schoeënouwesj (Q112b Ubachsberg)
|
schoonouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20150 |
schoonvader |
schoonvader:
cf. WNT s.v. "vader".... "vadder, vedder met ongerekte vocaal in Z.-Limburg (Jongeneel)
schoeënvadder (Q112b Ubachsberg)
|
schoonvader [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20353 |
schoonzoon |
schoonzoon:
schoeënzoeën (Q112b Ubachsberg)
|
schoonzoon [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20263 |
schoonzuster |
zwegerse:
sjweegersje (Q112b Ubachsberg)
|
schoonzuster; Bestaan er verschillende woorden voor de zuster van den man of de vrouw, en de vrouw van den broeder? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
19934 |
schoorsteenmantel |
schouw:
šǫw (Q112b Ubachsberg)
|
Bekleding waarmee het metselwerk van een schoorsteenstoel aan het oog wordt onttrokken. Schoorsteenmantels kunnen van hout, marmer of tegels, maar ook van schoonmetselwerk vervaardigd zijn. [N 32, 26b; A 28, 22a-b; monogr.]
II-9
|
33422 |
schop, afdak voor landbouwgereedschappen |
remise:
rǝmīš (Q112b Ubachsberg)
|
Het gedeelte van de boerderij-gebouwen waarin het los gereedschap, de karren, wagens en werktuigen worden opgeslagen. Soms stond deze bergplaats op zichzelf, maar doorgaans was ze tegen de schuur aangebouwd en bestond ze uit een groot afdak, zonder muren. Scherf is een contaminatie van ''schelf(t)'' en ''scherm''. Schaldij is eigenlijk "binnenplaats". Zie ook de plattegronden bij paragraaf 1.2. [N 5A, 73c en 80a; N 5, 105a, 106 en 107; JG 1a, 1b, 1c, 2a, 2b en 2c; L 1a-m; L B1, 179; L 6, 56 en 57; L 12, 1; L 19a, 11; Gwn 4, 1; S 1 en 50; monogr.]
I-6
|
24492 |
schors (alg.) |
schors:
schors (Q112b Ubachsberg),
WLD
sjorsj (Q112b Ubachsberg)
|
De buitenste bekleding van een boom (schors, blek, blot, blast). [N 82 (1981)]
III-4-3
|