25204 |
warm weerx |
warm (weer):
werm (Q112b Ubachsberg),
weərm (Q112b Ubachsberg)
|
warm, gezegd van het weer [smoel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19457 |
waterdamp, wasem |
damp:
damp (Q112b Ubachsberg)
|
Zichtbaar gasmengsel dat bij het koken van water opstijgt (damp, blaak) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20484 |
waterige kost |
broei:
bruj (Q112b Ubachsberg)
|
slobber; Hoe noemt U: Waterachtig voedsel (zwans, zwadder, zwadderatie, slidder, slierp, slobber, slobbering) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20542 |
wecken |
inmaken:
immààkə (Q112b Ubachsberg)
|
wecken; Hoe noemt U: Steriliseren van levensmiddelen in luchtdicht afgesloten flessen (wecken, inmaken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20435 |
weduwe |
widvrouw:
widvrouw (Q112b Ubachsberg)
|
weduwe [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
widman:
widman (Q112b Ubachsberg)
|
weduwnaar [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
33821 |
week in de muil |
lijs:
lijs (Q112b Ubachsberg)
|
Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f]
I-9
|
17575 |
weerborstel |
wirwas:
inne wirwas (Q112b Ubachsberg)
|
valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25112 |
weerlichten |
het bliksemt van wijds:
ut bliksemt vawwīēts (Q112b Ubachsberg),
weerlichten:
weer lichten (Q112b Ubachsberg),
weerlichtə (Q112b Ubachsberg)
|
bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)]
III-4-4
|
25206 |
weersgesteldheid |
weer:
wèèr (Q112b Ubachsberg)
|
weer [DC 03 (1934)]
III-4-4
|