32477 |
wissenmijt |
mijt:
mīt (Q013p Uikhoven),
mijt wishout:
mīt wøšhǫwt (Q013p Uikhoven)
|
Een stapel grauwe wissenschoven die in de buitenlucht liggen te drogen. [N 40, 16; N 40, 17]
II-12
|
32474 |
wissenschoof |
bussel:
bø̜sǝl (Q013p Uikhoven),
schoof:
šǫwf (Q013p Uikhoven)
|
Een tot een bundel gebonden hoeveelheid wissen. [N 40, 10]
II-12
|
32487 |
wissenschors |
schil:
šęl (Q013p Uikhoven)
|
De schil die van de wissen verwijderd wordt. [N 40, 32]
II-12
|
32462 |
wistop |
tip:
tøp (Q013p Uikhoven)
|
De bovenkant van een wis. [N 40, 29]
II-12
|
33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
plek:
plɛk (Q013p Uikhoven)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
34538 |
wit van het ei |
wit:
wet (Q013p Uikhoven)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
32541 |
wit werk |
wit werk:
wit werk (Q013p Uikhoven)
|
Vlechtwerk dat van witte wissen gemaakt wordt. Zie ook het lemma ɛwitte wissenɛ.' [N 40, 22]
II-12
|
20654 |
witte kool |
kabots:
kəbotsə (Q013p Uikhoven),
wit hoofd:
wet øts (Q013p Uikhoven),
wet øͅ.jər (Q013p Uikhoven),
wit moes:
wet mōs (Q013p Uikhoven, ...
Q013p Uikhoven)
|
[Goossens 1b (1960)]witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
koeheerdje:
koweérdsje (Q013p Uikhoven)
|
kwikstaart
III-4-1
|
32489 |
witte wissen drogen |
drogen:
drø̜jgǝn (Q013p Uikhoven
[(in de zon)]
)
|
De geschilde wissen in de buitenlucht drogen. [N 40, 31]
II-12
|