e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Uikhoven

Overzicht

Gevonden: 1949
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
landjeveroveren oorlog: oorlog (Uikhoven) Een soort jongensspel, waarbij de spelers een pennemes in de grond werpen en dan een stuk "grondgebied"van de tegenspeler afsnijden. III-3-2
landrol wel: wɛl (Uikhoven) De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.] I-2
lange bouwladder ledder: lø̜dǝr (Uikhoven), stellingledder: [stelling]lø̜dǝr (Uikhoven) Ladder waarmee de eerste of tweede verdieping van een steiger bereikt kan worden. In het eerste geval is de ladder doorgaans 4 m lang, wanneer de ladder tot de tweede verdieping reikt, 7 tot 8 m. Bouwladders onderscheiden zich van andere ladders doordat zij meestal van rond steigerhout vervaardigd zijn. De sporten van een bouwladder zijn in het rondhout ingekeept en met draadnagels vastgezet. [N 32, 9a; monogr.] II-9
lange onderbroek? lange onderbroek: lang ongerbrook (Uikhoven) Lange onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] III-1-3
langs de rijen berapen rijen: rejǝ (Uikhoven  [(met een plank: rej)]  ) Pleisterwerk met behulp van de rij vlak en glad maken. Wanneer een muur met een penant of een vooruitstekende schoorsteenboezem moest worden bepleisterd, werden er aan de zijkanten met behulp van klemhaken, in Q 121 'putzhaken' ('putshø̜̄k') of 'pleisterhaken' ('plīǝstǝrhø̜̄k') genoemd, twee of meer verticale latten vastgezet. Het gelijkmaken van de tussen deze rijen aangebrachte pleisterlaag met behulp van een derde rij werd in Q 121 'afrijen' genoemd. [monogr.] II-9
langwerpige streep van voorhoofd tot neus streep: strē.p (Uikhoven) Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b] I-9
lap huif: huf (Uikhoven) Lapje leer dat men ter reparatie op een scheur op het schoeisel zet. [N 60, 233g] II-10
lap op een schoen huif: hoef (Uikhoven), b.v. de sjoester zèt en hoef oppe sjoon.  hoef (Uikhoven), lap: b.v. lappen ónger zen sjoon.  lap (Uikhoven) Een lapje leer op de scheur op het schoeisel (huif?) [N 60 (1973)] || huif: lapje op bovenleer van schoen || lap [v. schoenzool] III-1-3
latei linteau: lɛnto (Uikhoven), poutrelle: putrɛl (Uikhoven), pǝtrɛl (Uikhoven), vensterbalk: venstǝrbalǝk (Uikhoven) Houten, stenen of ijzeren balk die een venster, ingang of andere opening overspant en tevens het bovenliggende muurwerk draagt. De lateibalk wordt vaak in het muurwerk verwerkt zodat hij niet in het zicht komt. d.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balk' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 55, 74; N 32, 15a; N 32, 15b; monogr.] II-9
laten wijden inzengenen: inzeengene (Uikhoven), laten wijden: loaten wi-je (Uikhoven, ... ) Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] III-3-3