33740 |
prikkeldraad |
pikdraad:
pekdrou̯t (P121p Ulbeek)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|
22356 |
priktol |
dop:
dop (P121p Ulbeek, ...
P121p Ulbeek,
P121p Ulbeek),
kegelvormig
dop (P121p Ulbeek)
|
Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in bezeging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [Lk 03 (1953)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [Lk 03 (1953)] || Priktol (= werptol: door middel van een erom gewonden touw werpt men hem draaiend op de grond). [ZND 16 (1934)]
III-3-2
|
19272 |
profiteren |
profiteren:
van de okaje proffitiejere (P121p Ulbeek)
|
Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
20911 |
pruim |
pruim:
prouim (P121p Ulbeek),
proum (P121p Ulbeek)
|
[ZND 34 (1940)]
I-7
|
18926 |
prutsen |
fritselen:
cf. WNT III-3 kol. 4687 s.v. "fritselen - frisselen
frītselen (P121p Ulbeek),
frutselen:
frutselen (P121p Ulbeek),
met prulletjes bezig zijn:
eerste e van prellekes als in het
met prellekes bezig sijn (P121p Ulbeek),
prullen:
preule (P121p Ulbeek)
|
Frutselen (met kleinigheden bezig zijn). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
18930 |
prutswerk |
gekriebel:
wa gekribbel (P121p Ulbeek),
geprul:
wa ə geprəl (P121p Ulbeek),
gesmodder:
wat ein gesmodder (P121p Ulbeek),
gesukkel:
wa ə gesuggəl (P121p Ulbeek),
klommel:
wa nə kloeməl (P121p Ulbeek),
knoeiwerk:
wat ein knoeiwerk (P121p Ulbeek)
|
Wat een geknoei (slecht en slordig werk). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
30687 |
puimsteen |
puimsteen:
puimsteen (P121p Ulbeek)
|
Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.]
II-9
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
tip:
tep (P121p Ulbeek)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
23279 |
purper |
violet:
(= violet voor paars).
flet (P121p Ulbeek)
|
Hoe heet de kleur, die de overgang vormt tussen rood en blauw; de kleur van de bekleedsels die in de Goede Week over de kruisbeelden worden gehangen? [ZND 38 (1942)]
III-3-3
|
33624 |
putgalg |
putvork:
putvork (P121p Ulbeek)
|
[ZND 32 (1939)]
I-7
|