19310 |
durven |
dorren:
djure (P121p Ulbeek),
du-euren (P121p Ulbeek),
durven:
hiej het da ni djurve doen (P121p Ulbeek)
|
durven [ZND 25 (1937)] || Hij heeft dat niet durven doen [ZND 46 (1946)]
III-1-4
|
21418 |
duur |
duur:
dier (P121p Ulbeek)
|
duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
19330 |
dwarsdrijven |
terwarsdrijven:
terwiâs drijven (P121p Ulbeek)
|
Hij moet altijd dwarsdrijven (anders willen zijn dan anderen). [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
19345 |
dwarsdrijver |
terwarsdrijver:
wa inne terwiasdrijver (P121p Ulbeek)
|
Wat een dwarsdrijver! [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
21313 |
eed |
eed:
eed (P121p Ulbeek)
|
eed [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
blaren:
bloare in zijn haan (P121p Ulbeek),
bloaren in zən haan (P121p Ulbeek),
harde handen:
zijn hāān zijn hââd (P121p Ulbeek)
|
Hij heeft eelt in zijn handen (verharding van de huid door het werken met de spade) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
33803 |
eeltwrat, zweelwrat |
wrat:
vrat (P121p Ulbeek)
|
Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16]
I-9
|
20505 |
een borrel drinken |
een bak drinken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
inne bak dreenken (P121p Ulbeek),
een drupje drinken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
ên drepke dreenken (P121p Ulbeek)
|
druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
34532 |
een ei |
ei:
ēi̯ (P121p Ulbeek),
ēi̯ǝ (P121p Ulbeek),
ēǝ (P121p Ulbeek),
ęi̯ (P121p Ulbeek),
ęi̯.ǝ (P121p Ulbeek),
ęi̯ǝ (P121p Ulbeek),
eitje:
ēkǝ (P121p Ulbeek),
ęi̯kǝ (P121p Ulbeek)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
19855 |
een huis huren |
huren:
hy(3)̄rə (P121p Ulbeek)
|
een huis huren [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|