e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ulbeek

Overzicht

Gevonden: 1870
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heuvel, kleine hoogte bergje: bergske (Ulbeek), Opm. e of \\ beirgske.  e beirgske (Ulbeek), hoogte: wa een heugde (Ulbeek), wa ən huigte (Ulbeek), waan hegde (Ulbeek), waən heugde (Ulbeek) heuvel [ZND 34 (1940)] || wat een hoogte! [ZND 27 (1938)] III-4-4
hiel vers: vaas (Ulbeek, ... ), vaaəs (Ulbeek) hoe heet het achterdeel van de voet (fr. talon) [ZND 29 (1938)] III-1-1
hij aardt naar zijn vader het is juist de oude: ’t is djus den aa (Ulbeek), het is krek zijn vader: ’t is krek zijn vaar (Ulbeek) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
hijgen kuimen: kø̜̄mǝ (Ulbeek) [JG 1a, 1b] I-11
hijgen naar adem, reutelen reutelen: hij reutəlt (Ulbeek) Hoe zegt men van een stervende, die naar adem hijgt of reutelt? [ZND 41 (1943)] III-2-2
hinkelblokje hinkblok: heenkblok (Ulbeek), heènkblok (Ulbeek), hinkblokje: heenkbləkske (Ulbeek), heinkbleuukske (Ulbeek) Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelen hinken: heenken (Ulbeek), heinke (Ulbeek), henken (Ulbeek), heènken (Ulbeek), hinken (Ulbeek), /  hènke (Ulbeek), héenke (Ulbeek) / [SND (2006)] || hinkelen [SND (2006)] || Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinken hinken: hinken (Ulbeek), spanken: spaiəuken (Ulbeek), spanke (Ulbeek) Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)] III-1-2
hinniken ruchelen: rø̜xǝlǝ (Ulbeek) Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57] I-9
hobbelpaard schokkepaard: /  schogge pjad (Ulbeek), schoggepja-d (Ulbeek) / [SND (2006)] || schommelpaard [SND (2006)] III-3-2