e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ulbeek

Overzicht

Gevonden: 1870
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huif van de huifkar huif: hǫu̯f (Ulbeek) Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr] I-13
huifkar huifkar: hø̜i̯fkēr (Ulbeek) Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.] I-13
huilen (van droefheid) grijnzen: hiej grinzde (Ulbeek) Hij huilde (weende, schreide) van droefheid [ZND 44 (1946)] III-1-4
huis, woning huis: hoͅu̯əs (Ulbeek) huis [ZND 34 (1940)] III-2-1
huishouden huishoud: høͅi̯sha (Ulbeek), huishouden: hoͅu̯shāgən (Ulbeek) Wat een armzalig huishouden [ZND 32 (1939)] III-2-1
huismus, mus mus: møəs (Ulbeek, ... ), məssə mv (Ulbeek), məssə mv. (Ulbeek) mus [ZND 01 (1922)], [ZND 14 (1930)], [ZND 43 (1943)] III-4-1
huiveren bibbelen: bibbelen (Ulbeek, ... ), huiveren: huiveren (Ulbeek), huiëveren (Ulbeek, ... ), Soms.  huiveren (Ulbeek), rijderen: reuəre (Ulbeek, ... ), ruire (Ulbeek, ... ), ruiren (Ulbeek, ... ) Huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 21 (1936)] || huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 27 (1938)] III-1-2
huurcontract contract: ich hep e kontrak van drij joor (Ulbeek), iX həp ə koͅntrak van zeəvə juwər (Ulbeek) het contract dat gesloten wordt wanneer een huis wordt verhuurd; hoe zegt men b.v. "ik heb een ...... van drie jaar"? [ZND 43 (1943)] III-3-1
huurhuis gehuurd huis: gejòt houwes (Ulbeek), huurhuis: huur-houwes (Ulbeek), huurhoës (Ulbeek), huər houəs (Ulbeek) huurhuis [ZND 27 (1938)] III-2-1
huurpenning wenderik: WNT: werdel - wordel, weerdel, werrel, warrel, weddel -, 1) Spinschijfje, b) Een derg. voorwerp als onderpand of teeken van contract gegeven bij het aangaan van een dienstverplichting (en bij feitelijke indiensttreding omgeruild tegen het drinkgeld, de godspenning vand. ook: drinkgeld, fooi, godspenning.  wi-on-de-rik (Ulbeek) Hoe noemt men de huurpenning (geldstuk door boeren aan dienstpersoneel gegeven bij t huren)? [ZND 16 (1934)] III-3-1