34618 |
huif van de huifkar |
huif:
hǫu̯f (P121p Ulbeek)
|
Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr]
I-13
|
18647 |
huifkar |
huifkar:
hø̜i̯fkēr (P121p Ulbeek)
|
Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.]
I-13
|
19097 |
huilen (van droefheid) |
grijnzen:
hiej grinzde (P121p Ulbeek)
|
Hij huilde (weende, schreide) van droefheid [ZND 44 (1946)]
III-1-4
|
19693 |
huis, woning |
huis:
hoͅu̯əs (P121p Ulbeek)
|
huis [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
19673 |
huishouden |
huishoud:
høͅi̯sha (P121p Ulbeek),
huishouden:
hoͅu̯shāgən (P121p Ulbeek)
|
Wat een armzalig huishouden [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
24172 |
huismus, mus |
mus:
møəs (P121p Ulbeek, ...
P121p Ulbeek),
məssə mv (P121p Ulbeek),
məssə mv. (P121p Ulbeek)
|
mus [ZND 01 (1922)], [ZND 14 (1930)], [ZND 43 (1943)]
III-4-1
|
17997 |
huiveren |
bibbelen:
bibbelen (P121p Ulbeek, ...
P121p Ulbeek),
huiveren:
huiveren (P121p Ulbeek),
huiëveren (P121p Ulbeek, ...
P121p Ulbeek),
Soms.
huiveren (P121p Ulbeek),
rijderen:
reuəre (P121p Ulbeek, ...
P121p Ulbeek),
ruire (P121p Ulbeek, ...
P121p Ulbeek),
ruiren (P121p Ulbeek, ...
P121p Ulbeek)
|
Huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 21 (1936)] || huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 27 (1938)]
III-1-2
|
19887 |
huurcontract |
contract:
ich hep e kontrak van drij joor (P121p Ulbeek),
iX həp ə koͅntrak van zeəvə juwər (P121p Ulbeek)
|
het contract dat gesloten wordt wanneer een huis wordt verhuurd; hoe zegt men b.v. "ik heb een ...... van drie jaar"? [ZND 43 (1943)]
III-3-1
|
19886 |
huurhuis |
gehuurd huis:
gejòt houwes (P121p Ulbeek),
huurhuis:
huur-houwes (P121p Ulbeek),
huurhoës (P121p Ulbeek),
huər houəs (P121p Ulbeek)
|
huurhuis [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
21333 |
huurpenning |
wenderik:
WNT: werdel - wordel, weerdel, werrel, warrel, weddel -, 1) Spinschijfje, b) Een derg. voorwerp als onderpand of teeken van contract gegeven bij het aangaan van een dienstverplichting (en bij feitelijke indiensttreding omgeruild tegen het drinkgeld, de godspenning vand. ook: drinkgeld, fooi, godspenning.
wi-on-de-rik (P121p Ulbeek)
|
Hoe noemt men de huurpenning (geldstuk door boeren aan dienstpersoneel gegeven bij t huren)? [ZND 16 (1934)]
III-3-1
|