34475 |
kuiken |
kieken:
kikǝ (P121p Ulbeek),
kikǝn (P121p Ulbeek)
|
Jong van een kip. [A 6, 1d; Wi 4; RND 1; L 6, 20a; L 42, 32; JG 1a, 1b, 2c; S 14; Gwn 5, 15; Vld.; monogr.]
I-12
|
33703 |
kuil |
kuil:
kāl (P121p Ulbeek),
kǫu̯l (P121p Ulbeek)
|
Een kuil, gat in de grond. [L 29, 12a; L 1a-m; monogr.]
I-8
|
17606 |
kuiltje (in de kin / wangen) |
kuiltje:
keulke (P121p Ulbeek),
keulke in de kin (P121p Ulbeek),
koulke in de kin (P121p Ulbeek)
|
een kuiltje in de kin [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
32341 |
kuip |
kuip:
kǭp (P121p Ulbeek)
|
In het algemeen een wijd vat, meestal van hout, van boven open en daar ook iets wijder dan aan de onderzijde. [N E, L; S 19; L 1a-m; L 17, 18a; monogr.]
II-12
|
32246 |
kuiper |
kuiper:
kø̜jpǝr (P121p Ulbeek),
kø̜jǝpǝr (P121p Ulbeek)
|
Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.]
II-12
|
32624 |
kunstmest |
stoffen:
stofǝ (P121p Ulbeek)
|
Onder kunstmest worden meststoffen verstaan, die - anders dan stalmest, compost, groenmest, gier e.d. - geen organische stoffen bevatten, maar kunstmatig, langs chemische weg bereid zijn. Van de opgesomde woordtypen lijken de meervoudsvormen de veelheid van kunstmestsoorten tot uitdrukking te brengen. Of en waar de woordtypen vette(n) en vreemde vette(n) als enkelvouds- dan wel als meervoudsvormen moeten worden opgevat, kon uit het materiaal niet worden opgemaakt. Met de typen gemengelde stoffen en alle mest ondereen wordt wellicht de zgn. mengmest of samengestelde kunstmest bedoeld, waarin zowel N (stikstof), als P (fosfor) en K (kali) voorkomen. Voorzover met een kunstmestterm uit deze opsomming een bepaalde soort kunstmest wordt (werd) aangeduid, is daarvan achter het nummer van de betreffende plaats melding gemaakt. Voor het (...)-gedeelte van de varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2b - 4, 8; JG 2c; N 11, 23 + 24; N 11A, 61; N P, 9 + 10]
I-1
|
19632 |
kussensloop |
kuswindsel:
keͅsweͅŋsəl (P121p Ulbeek, ...
P121p Ulbeek,
P121p Ulbeek)
|
de kussensloop (waarin het hoofdkussen wordt gestoken) [ZND 17 (1935)] || kussensloop [ZND 01 (1922)] || kussensloop; overtrek van een hoofdkussen [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|
19314 |
kwaadspreekster |
klappei:
klapeer (P121p Ulbeek),
kwaadspreekster:
kad.spreeəkster (P121p Ulbeek),
kwaaitong:
kautaung (P121p Ulbeek),
kauətaung (P121p Ulbeek),
zwets:
zwets (P121p Ulbeek)
|
vrouw die gaarne kwaadspreekt [ZND 29 (1938)]
III-1-4
|
24341 |
kwaken |
kweken:
kwēkǝ (P121p Ulbeek)
|
Roepen, gezegd van de eenden. [L 37, 8b]
I-12
|
19104 |
kwalijk nemen |
het contraire opnemen:
ook materiaal znd 29, 19
(hei naam het kontraere op) (P121p Ulbeek)
|
kwalijk [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|