| 29627 |
houweel |
hak:
hak (Q097p Ulestraten)
|
Houweel of hak die vroeger gebruikt werd om de wielen van de kar of wagen vrij te maken als die vastgelopen was op slechte wegen. Deze hak werd ook gebruikt als steun voor de kar of wagen tot de wegen beter werden en de hak als steun vervangen werd door de zware karsteun. [N 17, 83; JG 1d; monogr.]
I-13
|
| 29956 |
houwhamer |
kapbeitel:
kap˱bęjtǝl (Q097p Ulestraten)
|
Tweesnijdende beitel met een handgreep in het midden, gebruikt om metselstenen te bekappen. Zie ook afb. 16. [N 30, 15b; monogr.]
II-9
|
| 18049 |
huidschilfers |
bluisters:
WNT: bluister, Bij kil. vertaald met pustula en hecta.
bloestere (Q097p Ulestraten),
schilfers:
sjulvere (Q097p Ulestraten),
sjölvere (Q097p Ulestraten),
schilfertjes:
sjilverke (Q097p Ulestraten)
|
schilfer [SGV (1914)] || schilfers op de huid [blusters] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 34618 |
huif van de huifkar |
huif:
huf (Q097p Ulestraten)
|
Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr]
I-13
|
| 18647 |
huifkar |
huifkar:
hufkar (Q097p Ulestraten)
|
Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.]
I-13
|
| 19693 |
huis, woning |
huis:
hoes (Q097p Ulestraten)
|
huis [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 33642 |
huisakker |
huisgewande:
husgǝwan (Q097p Ulestraten),
huisveld:
hūsvɛlt (Q097p Ulestraten)
|
Aan het erf grenzende akkergrond. [N 5AøIIŋ, 76d en 76e; N 6, 33a; A 10, 3 en 4; JG 1b, add.; L 19b, 1a; monogr.]
I-8
|
| 19673 |
huishouden |
huishouden:
hoeshauwe (Q097p Ulestraten)
|
huishouden [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 24172 |
huismus, mus |
huismus:
(hoes)mösj (Q097p Ulestraten),
mus:
mösch (Q097p Ulestraten),
mösj (Q097p Ulestraten)
|
Hoe heet de huismusch? [DC 06 (1938)] || mus [Roukens 14 (1937)] || musch [SGV (1914)]
III-4-1
|
| 24389 |
huisvlieg, vlieg |
vlieg:
vleeg (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten)
|
huisvlieg [SGV (1914)] || vlieg [SGV (1914)]
III-4-2
|