e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ulestraten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
luid schreien grijnen: ook materiaal znd 28, 53  grinə (Ulestraten), huilen: ook materiaal znd 28, 53  hülə (Ulestraten) luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)] III-1-4
luiden luiden: də kloͅk ly(3)̄jə (Ulestraten), loeje (Ulestraten) De klok luiden. [ZND 30 (1939)] || Luiden [luuje, lujje, loewe?]. [N 96A (1989)] III-3-3
luiden voor de mis luiden: ət luwt (Ulestraten) Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)] III-3-3
luier kindsdoek: kindsdook (Ulestraten), pisdoek: pisdouk (Ulestraten), windel: wingel (Ulestraten) luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)] III-2-2
luiermand kindskorfje: kindskörfke (Ulestraten) korf; Welke verschillende namen voor verschillende korven kent uw dialect? Geeft u een zo volledig mogelijke opsomming [N 20 (zj)] III-2-2
luilak luierik: ook materiaal znd 30, 42 (luiaard)  luijərək (Ulestraten) luilak [ZND 01 (1922)] III-1-4
luisteren luisteren: gōt lūstəre (Ulestraten), løstere (Ulestraten) goed luisteren [ZND 30 (1939)] || luisteren [SGV (1914)] III-1-1
luns leun: lø̜̄n (Ulestraten) Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.] II-11
lunsschijf schijf: šīf (Ulestraten) Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen naaf en luns die de naafbus afsluit zodat er tijdens het rijden geen vet of smeer verloren gaat en er geen vuil de naafbus kan binnendringen. Bij modernere, metalen fabrieksassen werd de lunsschijf vervangen door een metalen, dopvormige moer die op de as wordt geschroefd en met behulp van een luns tegen losdraaien wordt vastgezet. Van der Kloes en Van Helden (pag. 21) noemen dit type naafbus halfpatentbus. [N G, 50b; N 17, 64] II-11
lurken lurken: lurkə (Ulestraten), lurken aan de pijp: lurkə aan de piep (Ulestraten) lurken; Hoe noemt U: Hoorbaar zuigen aan een pijp (lurken) [N 80 (1980)] || paffen; Hoe noemt U: Op een hoorbare manier roken; geweldig veel roken (paffen, plotsen) [N 80 (1980)] III-2-3